Pedagogisch Beleidsplan Panta Rhei - bso

In dit pedagogisch beleidsplan van de buitenschoolse opvang van Panta Rhei kun je alle achtergronden van ons pedagogisch beleid teruglezen. Het beleid is verder uitgewerkt in kwaliteitskaarten die pedagogisch handelen beschrijven en waar nodig verwijzen naar een protocol. Ieder jaar wordt het pedagogisch beleidsplan herzien. Dit is het beleidsplan voor 2024

Pedagogisch Beleidsplan

Panta Rhei en Panta Paideia

2024

 

 

Bewust meer voor jouw kind

  

Vanuit de geestelijke wereld

Is dit kind tot ons gekomen.

Wij mogen zijn raadselen ontsluieren

Van dag tot dag en van uur tot uur.

 

Rudolf Steiner

 

 

 

Inhoudsopgave

1.      Visie

Bewust meer voor kinderen

Inspiratie door antroposofie

Ritme en gewoontevorming

Ruilen

Jaarfeesten

Huiselijke omgeving en echte materialen

Groene kinderopvang en buiten spelen

Pedagogisch professionals

2.      Pedagogische visie

Eigenheid van een kind

Zintuigelijke ontwikkeling

Kindvolgend

Mentor

Worden wie je bent

Vrij spel

Buiten spelen

Ziekte

Medicijnen

Vaccinaties

Pesten

Seksuele ontwikkeling van kinderen

3.      Bso

Panta Rhei

Locatie overstijgend opvangen

Bij de bso

Basisgroepen

Startmoment

Samenvoegen van basisgroepen

Verlaten van de basisgroep

Vrij Spel

Studiedagen

Buiten

Uitstapjes

Wennen in een nieuwe groep

Naar een volgende groep

Beroepskracht-Kind Ratio (BKR) en 3 uursregeling

Ontwikkeling

Volgen van ontwikkeling en observatie

Mentor

Wanneer het anders loopt

Signalering

Contact bij zorg

4.      Bronvermelding

5.      Bijlagen

Rituelen en jaarfeesten

De twaalf zintuigen

 


 

1. Visie

Bewust meer voor kinderen

Dit is het pedagogisch beleidsplan van kindercentrum Panta Rhei en Panta Paideia. De naam Panta Rhei betekent: “alles stroomt”. Kinderen zijn voortdurend in verandering en in beweging; alles stroomt in hun ontwikkeling en groei. Panta Paideia betekent: “kinderopvang in alle opzichten”.

Onze missie: Bewust meer voor jouw kind, bereiken we door het uitvoeren van onze visie: Wij ontvangen kinderen in een huiselijke omgeving omringd door betrokken professionals. Wij leren kinderen, met respect voor hun eigenheid, bewust en met aandacht om te gaan met elkaar en de wereld waarin zij leven. 

Vanaf de oprichting van ons kindercentrum in 1997 is de overkoepelende kernvraag voor ons: “Hoe word je wie je bent, hoe ontwikkel je je tot evenwichtig mens en kun je van betekenis zijn in de wereld waarin wij leven”? Met deze kernvraag in ons bewustzijn, bieden wij iedere dag liefdevolle opvang aan de kinderen die ons worden toevertrouwd.

Opvang bij Panta Rhei en Panta Paideia voelt als een tweede thuis, waar kinderen rust en ontspanning vinden. Zo kunnen ze zich spelenderwijs ontwikkelen tot evenwichtige mensen die van betekenis zijn in de wereld waarin zij leven. Met alles wat we in ons hebben aan liefde, passie, kennis en levensvreugde helpen wij kinderen hun eigen authentieke levenspad te vinden. Hierbij laten we ons inspireren door de antroposofie.

Ons pedagogisch handelen - vanuit de visie van de antroposofie - wordt in dit beleidsplan toegelicht. Verschillende aspecten zijn sterk met elkaar verweven en komen daarom op meerdere plaatsen in dit plan terug. Dit pedagogisch beleidsplan geeft de overkoepelende visie van onze organisatie weer. De praktische uitwerking van dit beleid is verwerkt in kwaliteitskaarten met praktische richtlijnen voor onze professionals.

Inspiratie door antroposofie

Wij laten ons inspireren door de antroposofie die is ontwikkeld door Rudolf Steiner (1861-1925). Op basis van zijn ideeën is een pedagogie ontwikkeld. Deze pedagogie wordt door Loïs Eijgenraam uitgelegd in haar boek “de vrije kleuterklas” (2016;) in het bijzonder de meer algemene hoofdstukken 1 en 2). Wij maken graag gebruik van haar praktische en duidelijke uitleg over het werken met kinderen vanuit de antroposofie. Deze pedagogie passen wij toe bij alle kinderen die bij ons komen, dus van 0 tot einde basisschoolleeftijd.

Vanuit deze pedagogie kijken wij naar de kinderen die aan ons worden toevertrouwd met dezelfde vraag die leerkrachten van de vrijescholen zichzelf stellen: “Wie ben jij? En hoe kan ik je helpen te worden wie je bent?”

Kinderen van 0-7 jaar moeten nog thuiskomen in hun lijf. Zij leren hoe hun lichaam werkt en bouwen aan zichzelf. Hierbij hebben zij niet alleen het voorbeeld maar ook de energie en etherkracht (levenskracht) van hun opvoeders – zowel ouders als pedagogisch professionals en leerkrachten – bij nodig. Zij zeggen als het ware: “Geef mij een beetje rust, liefde, aandacht, gewoonte, ritme, vitaliteit en levenskracht, want daar groei ik van omdat ik het zelf nog te weinig heb.” (Eijgenraam 2016, p14). Wij spreken kinderen tot 7 jaar niet aan vanuit het denken, maar vanuit verbeelding, met ruimte voor eigen ervaring die in het fysieke en emotionele lichaam kan worden opgeslagen. Zo kan een kind vanuit zichzelf de ontmoeting met de wereld aan. 

Rond het 7e jaar, wanneer kinderen naar de eerste klas of groep 3 gaan, ontwaakt het denken en ontwikkelen kinderen zich verder op een heel nieuwe manier. Kinderen krijgen dan wezenlijk andere behoeften en zoeken nieuwe manieren om zich met ons te verbinden. Onze pedagogisch professionals spelen in op deze behoeftes door samen met kinderen te kijken wat zij nodig hebben en welke vrijheden zij daarbij kunnen krijgen. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar leeftijd, maar ook naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van ieder kind zelf op dat moment.

Ritme en gewoontevorming

Het dagritme is de basis voor elke dag op de groepen. Iedere dag verloopt volgens hetzelfde vaste en voorspelbare ritme. In het dagritme wisselen momenten van activiteit zich af met momenten van rust. Dit wordt ons ingegeven door de antroposofie. Er zijn momenten van inademing waarin we samen eten en tot rust komen, en momenten van uitademing waarin uitbundig gespeeld en daarna ook opgeruimd wordt. Zo krijgen kinderen de kans om hun ervaringen van de dag op vaste momenten te verteren en weer ruimte te maken voor nieuwe indrukken (Eijgenraam, 2016).

Door herhaling ontstaat herkenning. Het vaste dagritme geeft houvast, zekerheid, vertrouwen en emotionele veiligheid. Door herhaling van dagelijkse handelingen ondersteund door vaste liedjes die we zingen of spreuken die we zeggen, ontstaan gewoontes die een hulpmiddel zijn voor ieder kind.

Ook in een week, een maand en een jaar vind je een ritme terug. Een ritme van naar de opvang gaan en thuis zijn. Een ritme van het beleven van de seizoenen. Door het vieren van jaarfeesten ervaren de kinderen het leven op aarde en leren ze het ritme kennen van onze natuurlijke omgeving. Het helpt de kiem van dankbaarheid en eerbied in kinderen te laten groeien.

De pedagogisch professionals zijn voor de kinderen betrouwbaar doordat zij voorspelbaar zijn. In hun handelen geven de professionals het goede voorbeeld. Zij leven het leven als het ware voor, zodat kinderen het kunnen nabootsen. Juist de voorspelbaarheid van de dag en professionals geeft ruimte: omdat een kind weet wat er gaat gebeuren, kan het zichzelf onderdompelen in vrij spel.

Voorspelbaarheid vinden wij een belangrijke voorwaarde voor kwalitatief hoogwaardige kinderopvang. Voor ons betekent dit dat de situatie voor de kinderen op de groep duidelijk, herkenbaar en vertrouwd is. De kinderen zijn goed bekend en vertrouwd met de vaste pedagogisch professionals en de andere kinderen in hun vaste groep. Ze kunnen voorspellen wie ze tegenkomen en kunnen zich daarop verheugen. Een voorspelbare omgeving geeft veiligheid om tot ontwikkeling te komen.

Ruilen

Wij bewaken de voorspelbaarheid van de groepen door de service voor ruil- en extra dagen gelimiteerd aan te bieden. Zo borgen we een stabiele groepssamenstelling.

Per kind kan per kalendermaand maximaal één reguliere opvangdag geruild worden. Ruil- of extra dagen kunnen worden aangevraagd via het ouderportaal Konnect. Daar zijn de voorwaarden omtrent ruilen en extra dagen ook terug te vinden.

In bepaalde situaties kan het voorkomen dat wij genoodzaakt zijn om alle ruilmogelijkheden stop te zetten om ervoor te zorgen dat al onze groepen open kunnen blijven.

Jaarfeesten

Zoals mensen in- en uitademen, zo ademt ook de aarde. Ieder jaar kan gezien worden als een in- en uitademing van onze planeet. Wij volgen het ritme van de aarde en vieren jaarfeesten en de seizoenen samen met de kinderen. In bijlage 1 is meer te lezen over de jaarfeesten.

Het volgen van het jaarritme geeft structuur en houvast in de tijd en in deze wereld. We weten wat er komen gaat en kunnen ons voorbereiden en verheugen. Ieder jaar brengen de thema’s van de terugkerende jaarfeesten ons dichter bij onszelf en wie wij willen zijn. Dit leven we voor aan de kinderen en verwerken we in de verhalen die we voorlezen of vertellen. De thema’s die horen bij de jaarfeesten komen ook terug in de activiteiten die we doen met de kinderen.

Huiselijke omgeving en echte materialen

Wij zijn van mening dat kinderen het best groeien op een plek die voelt als vertrouwd en huiselijk. Met die gedachte zijn onze ruimtes ingericht. Iedere groepsruimte heeft speelhoeken die geborgenheid bieden en uitnodigen tot verschillende soorten spel. Dit geeft veiligheid en structuur. Naarmate de kinderen ouder worden, zijn er meer plekken waar zij zelfstandig kunnen spelen.

De rustige slaapkamers op de dagopvang hebben stapelbedden van hout, de kinderen slapen onder biologische katoenen lakens en wollen dekens. Daarnaast hebben wij buitenbedjes waarin kinderen in principe het hele jaar door veilig kunnen slapen. Bij het (buiten) slapen laten onze pedagogisch professionals zich leiden door onze kwaliteitskaart veilig slapen.

Op elke groep eten de kinderen dagelijks groente en fruit. Regelmatig wordt op de dagopvang soep gekookt van groenten. Bij sommige jaarfeesten hoort een bepaald soort eten, dit wordt samen met de kinderen bereid. Huiselijke geuren van gebakken brood, gestoomde groente, soep of appelmoes vullen dan de groepen.

Groene kinderopvang en buiten spelen

Wij zijn erg trots op het keurmerk Groene Kinderopvang dat onze vestiging Panta Rhei heeft mogen ontvangen van Stichting Groen Cement. Dit keurmerk laat zien dat natuurbeleving voor ons meer is dan visie alleen en dat wij dit samen met de kinderen structureel in de praktijk kunnen brengen. Wij werken ieder jaar hard om dit keurmerk opnieuw te verdienen.

Buiten spelen en de seizoenen beleven in de natuur horen bij de kern van onze visie. Kinderen die veel buiten zijn, groeien op tot kinderen die zichzelf kennen en hun evenwicht kunnen vinden in de wereld. Buiten zijn, spelen en leven gebeurt bij ons daarom elke dag bij alle groepen. Buiten eten doen we in alle seizoenen. Wat kinderen eten, is biologisch en soms uit onze eigen moestuin, die we samen met de kinderen verzorgen.

Naast dat we veel naar buiten gaan, nemen we de natuur ook mee naar binnen. We verzamelen mooie bladeren en kastanjes voor op de jaartafels. We maken natuurmobiles voor op de groepen met materiaal van het seizoen, om ons ook binnen te herinneren aan wat zich buiten afspeelt. Ook gebruiken we natuurlijke materialen voor activiteiten en spel.

Onze tuinen zijn ruime, groene speelplaatsen direct grenzend aan het kindercentrum. Er zijn tuinen voor de dagopvang en voor de bso, zodat de kinderen met hun leeftijdsgenoten kunnen spelen. De kinderen kunnen struinen en ontdekken. Er zijn zandbakken, schommels, een glijbaan, waterbanen en struiken om je in te verstoppen.

Bij beide vestigingen zijn moestuinen die samen met de kinderen verzorgd worden. Zo leren kinderen het ritme van zaaien, groeien en oogsten en het werk dat hiervoor gedaan moet worden. Het groen buiten onze tuinen wordt gedeeld met anderen. Dit zijn grote grasvelden, en bij Panta Rhei een groot stuk bos waar onze kinderen naar hartenlust spelen.

 

Pedagogisch professionals

Loïs Eijgenraam (2016) heeft een duidelijke vertaling gemaakt van de pedagogische principes die de internationale vereniging voor Waldorf (IASWECE) onderwijs heeft geformuleerd.

De grondhouding die onze professionals voorleven kan eenvoudig worden samengevat in het eerste principe: “Liefdevolle interesse hebben voor ieder kind”. Met aandacht en zorg doen onze pedagogisch professionals hun werk en staan zij in contact met de kinderen. Kinderen mogen van ons verwachten dat zij de aandacht krijgen die zij nodig hebben en dat zij gezien worden als persoon en mens. Zo creëren we samen een veilige en vertrouwde omgeving.

Wij leven het leven voor zodat de kinderen het kunnen nabootsen en navolgen. Onze professionals zijn zich ervan bewust dat kinderen doen wat je doet en niet wat je zegt. In hun contact met kinderen laten zij zien hoe je met respect en openheid met elkaar omgaat. Zo brengen zij waarden en normen over.

Professionals vertellen aan kinderen wat ze doen en leggen uit waarom ze dat doen. Dit doen we niet alleen op de bso, maar juist ook op de dagopvang. Hoe ouder een kind is, hoe meer kinderen zelf gesprekken initiëren over vragen die zij hebben. Met elkaar creëren we een omgeving van dankbaarheid, respect en zorg voor elkaar en de omgeving.

Omdat wij het belangrijk vinden om de “gezonde ontwikkeling van de verbeelding en de creativiteit te bevorderen” (Eijgenraam, 2016, p20) vertellen onze pedagogisch professionals verhalen, zingen zij liedjes en spreken of zingen ze voor een maaltijd gezamenlijk een spreuk. Daarnaast vinden wij het belangrijk dat kinderen aandacht krijgen voor ‘betekenisvol werk’, daarom koken en bakken we samen met kinderen, verzorgen we moestuinen en mogen kinderen meehelpen in het huishouden.

Wij werken met een mix van gediplomeerde pedagogisch professionals en professionals in opleiding. De begeleiding van een groep kan daarom bestaan uit ervaren professionals of een professional in opleiding onder begeleiding van een ervaren professional. Afhankelijk van de opleidingsfase en ervaring van de professional in opleiding wordt bepaald hoe zij ingezet wordt. Alle professionals in opleiding worden begeleid door de praktijkopleider. Onze pedagogisch coaches ondersteunen de pedagogisch professionals in het verder ontwikkelen van hun pedagogisch handelen.

2. Pedagogische visie

Eigenheid van een kind

Ieder kind komt op deze aarde met een eigen unieke vraag of doel. Het is aan ons om kinderen te helpen om te worden wie ze zijn. Vanuit liefdevolle interesse in kinderen, volgen en ondersteunen wij ieder kind in het eigen ontwikkelingstempo. Zo krijgt ieder kind aangeboden waar het aan toe is. Kinderen willen gezien worden in al hun eigenheid. Zij hebben het nodig om ruimte te krijgen voor het uitvinden van hun interesses en passies.  

Wij bieden verantwoorde kinderopvang. Dit betekent concreet dat we in ons dagelijkse werk zorgen dat onze pedagogisch professionals in contact met de kinderen oog hebben voor de vier wetenschappelijk gefundeerde doelen die door Marianne Riksen-Walraven (pedagoog) zijn geformuleerd en die in de Wet Kinderopvang zijn opgenomen. Het gaat hierbij over het bieden van emotionele veiligheid, het ontwikkelen van persoonlijke competenties, het ontwikkelen van sociale competenties en het kennismaken met de normen en waarden in onze maatschappij.

Zintuigelijke ontwikkeling

De ontwikkeling van jonge kinderen verloopt via de zintuigen. Hierbij bedoelen wij de twaalf zintuigen waar de antroposofie vanuit gaat. Deze zintuigen sturen de ontwikkeling van kinderen in drie fases van zeven jaar. In iedere fase oefenen kinderen met vaardigheden die ontstaan vanuit de zintuigen.

Lichaamsgerichte zintuigen

Omgevingsgerichte zintuigen

Geestgerichte zintuigen

Tastzin

Levenszin

Bewegingszin

Evenwichtszin

Reukzin

Smaakzin

Gezichtszin

Temperatuurzin

Gehoorzin

Spraakzin

Voorstellingszin

Ik - zin

 

Door het ontwikkelen van de zintuigen leren kinderen zichzelf kennen in contact met de wereld. Als eerste ervaren baby’s waar hun lichaam eindigt en waar de wereld begint: tastzin. Zo kunnen zij in hun lijfje komen en door middel van de andere zintuigen leren hun eigen lichaam aan te voelen – levenszin – en in beweging te komen – bewegingszin.

Het ontwikkelen van de zintuigen op fysiek vlak, vormt de basis voor de toekomst. Voor dreumesen gaat de evenwichtszin over het ontwikkelen van fysiek evenwicht. Zij leren staan, lopen, springen en rennen. Dit vormt de basis voor later, wanneer kinderen volwassen worden en hun eigen evenwicht leren zoeken in het leven.

Voor kinderen die naar school gaan is het ervaren van temperatuur belangrijk. Dit gaat over het aanvoelen van je lijf: heb ik het warm of koud? En daarbij de juiste kleding leren kiezen. Maar ook ergens warm voor lopen, enthousiast worden en thuis komen met verhalen en gloeiende wangen. Het ervaren van geur is iets wat mensen dagelijks doen. Dit is verbonden aan de morele ontwikkeling: zit hier een luchtje aan? Tussen het 7e en 14e jaar ontwikkelen kinderen dit zintuig in contact met elkaar en de wereld om hen heen.

Onze pedagogisch professionals begeleiden kinderen in het - bewust - ervaren van zintuigprikkels. Elke dag brengen zij een balans aan tussen het ervaren en verwerken van prikkels. Door de zorgvuldig overdachte aankleding van onze ruimtes geven we kinderen een rustige omgeving die helpt bij het ervaren van evenwicht.

‘Echte’ ervaringen zijn belangrijk in het ontwikkelen van de zintuigen. Hiermee bedoelen wij momenten van contact tussen mensen en met materialen. Wij vinden het belangrijk dat kinderen de echte wereld leren kennen. Onze professionals maken zelf muziek, zingen liedjes en vertellen verhalen passend bij de ontwikkeling van kinderen. Het speelgoed waar de kinderen mee spelen is zoveel mogelijk van hout, wol, zijde en andere natuurlijk en duurzaam materiaal. Daarom hebben wij geen radio, televisie of computers.

In bijlage twee is meer informatie te lezen over de twaalf zintuigen.

Kindvolgend

In hun ontwikkeling nemen de meeste kinderen ongeveer dezelfde stappen, rondom dezelfde leeftijd en in dezelfde volgorde. Kinderen volgen hun eigen pad en maken een ontwikkelingsstap wanneer zij hier aan toe zijn. Een voorbeeld hiervan is dat wij kinderen die niet zelf kunnen gaan zitten, ook niet op hun billen zetten om te spelen.

Vanuit respect voor de eigenheid van ieder kind, begeleiden wij kindvolgend en afgestemd op de ontwikkelingsfasen die kinderen doormaken. Het is onze taak om vanuit empathie, op een sensitieve en responsieve manier, liefdevolle begrenzing en vertrouwen aan te bieden. Altijd gericht op het kind als individu. Het kind voelt zich gezien in zijn eigenheid, en daardoor veilig en geborgen.

Frustratie is een belangrijk onderdeel van ontwikkeling: kinderen proberen iets te doen wat ze nog niet kunnen en lopen tegen hun eigen grenzen aan. Door frustratie realiseren kinderen zich dat zij iets nog niet kunnen en worden uitgedaagd te oefenen. Ruimte geven aan frustratie geeft kinderen ruimte om wilskracht te ontwikkelen.

Onze pedagogisch professionals herkennen frustratie bij kinderen en begeleiden kinderen in het ervaren en overkomen van deze frustratie. Vanuit het mentorschap kunnen professionals ouders adviseren over het omgaan met frustratie die ontwikkeling met zich meebrengt. Als een bepaalde ontwikkeling sneller gaat dan verwacht of juist wat langer uitblijft, bekijken professionals dit vanuit het hele beeld van het kind. Klopt het met hoe het kind verder in elkaar steekt? Past het in de lijn die het kind volgt of wijkt het af? Speelt er iets bij een kind dat de ontwikkeling beïnvloedt?

De pedagogisch professional, die de mentor is van het betreffende kind, zal het gesprek aangaan met ouders over de waargenomen ontwikkeling. In deze gesprekken wordt benadrukt dat ieder kind een eigen tempo volgt en op zijn eigen manier ontwikkelt.

Mentor

Alle kinderen krijgen een mentor toegewezen. Wie dit is, is te allen tijde terug te zien in het ouderportaal Konnect. In bijna alle gevallen is de mentor de pedagogisch professional die aanwezig is op de meeste dagen dat een kind bij ons komt spelen. Ouders maken kennis met de mentor van hun kind tijdens het intakegesprek dat plaatsvindt voordat de opvang van start gaat.

De mentor is het eerste aanspreekpunt voor de ouders van een kind als zij vragen hebben over de opvang, de groep of de ontwikkeling van hun kind. Zij kunnen bij de mentor terecht voor informatie en advies.

De mentor observeert de kinderen waar zij de mentor van is, zij houdt hun ontwikkeling in de gaten en onderhoudt contact met hun ouders. De mentor zal hierbij ook ongevraagd informatie en advies geven.

Worden wie je bent

Het motto van alle vrije scholen is: worden wie je bent. Als antroposofisch kindercentrum volgen wij deze opdracht ook. Wij zien ieder kind als uniek en wij mogen kinderen helpen hun pad te vinden in het leven. Gezien en gehoord worden zijn essentieel in het ervaren van een veilige basis die weer nodig is om tot ontwikkeling te komen.

Doordat wij kinderen een voorspelbare dag geven aan de hand van ons vaste dagritme, hebben kinderen mentale ruimte om zichzelf te leren kennen. Voorspelbaarheid geeft veiligheid, veiligheid geeft rust en rust geeft ruimte voor ontwikkeling. Hoe ouder kinderen zijn, hoe meer ruimte zij krijgen om eigen keuzes te maken. Zowel op eigen initiatief als in georganiseerde activiteiten mogen kinderen experimenteren en oefenen met persoonlijke competenties.

Vrij spel

Het is een van onze kernwaarden dat wij kinderen veel ruimte geven voor Vrij Spel. Het belangrijkste kenmerk van vrij spel is dat het van binnenuit komt. Kinderen volgen hun eigen nieuwsgierigheid en leren zo over sociale contacten en hoe mensen met elkaar omgaan. Daarnaast geeft vrij spel kinderen ruimte om hun lijf en de fysieke wereld te leren kennen.

In (vrij) spel ontwikkelen kinderen hun wereldbeeld en leren zij zichzelf en elkaar kennen. Binnen de antroposofie wordt gezegd: “spelen is het werken van kinderen”. Het is belangrijk dat wij als volwassenen zien en erkennen hoe groot het belang is voor kinderen om te spelen en daarin de ruimte te krijgen om eigen keuzes te maken. Spel is de veilige ruimte om te experimenteren, fouten te maken, te leren en opgedane prikkels op een gezonde manier te verwerken.

Vrij spel nodigt uit tot ontmoeting, tot samenwerken, tot samen spelen. Hierin komen kinderen zichzelf en elkaar tegen en leren zij grenzen uitproberen; de ander wil dit en ik wil dat. De pedagogisch professionals zijn een veilig baken van waaruit kinderen durven te verkennen, durven te spelen en zich sociaal kunnen ontplooien. Een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van sociale competenties is dat kinderen zich veilig genoeg voelen om te ‘experimenteren’. Door sensitief[1] en responsief te handelen zorgen we voor die veiligheid. Daarnaast laten we kinderen zelf zoveel mogelijk hun eigen ontdekkingen doen. Daarbij gaan we uit van de eigenheid van een kind; alles ontwikkelt zich op zijn eigen tijd.

Onze pedagogisch professionals zijn zich bewust van hun gedrag. Ook waar het om relaties met anderen gaat, willen wij het juiste voorleven. We zien toe op het gedrag van kinderen onderling. Bij conflicten observeren we kinderen en laten we hen eerst zelf naar een oplossing zoeken. Wanneer nodig helpen we ze daarbij.  

Buiten spelen

Het buitenleven en natuurbeleving nemen een belangrijke plaats in binnen ons dagritme. Wij zijn ervan overtuigd dat de meeste kinderen zich ‘van nature’ prettig voelen wanneer zij buiten zijn. Van baby af aan gaan alle kinderen mee naar buiten om de natuur te beleven. Buiten kunnen kinderen ontladen van opgedane prikkels en ervaringen. Alle kinderen spelen zoveel mogelijk buiten en in ieder seizoen wordt er buiten gegeten met de kinderen.

Zowel op Panta Rhei als op Panta Paideia is bij de bso een groep kinderen die met elkaar de middag buiten beleeft. Het uitgangspunt is dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd, maar onafhankelijk van de weersomstandigheden, elke dag lekker naar buiten kunnen. Slecht weer bestaat niet vinden wij, minder geschikte kleding om weersomstandigheden te lijf te gaan wel. Kinderen hebben buitenlucht en bewegingsvrijheid nodig. Buiten spelen betekent ruimte om energie kwijt te raken en moe en vuil terug te komen.

Goede buitenkleding is belangrijk. Kinderen hebben een goede jas nodig die hen droog en warm houdt en bij intensief buiten spelen kan een buitenbroek of pak een uitkomst zijn, zeker bij de jongste kinderen. Goede laarzen in lente en zomer en warme laarzen in de herfst en winter zijn essentieel. Onze pedagogisch professionals denken graag mee over geschikte buitenkleding.

Ziekte

Wanneer een kind ziek is, kan het de opvang niet bezoeken. Dit is in het belang van het kind zelf: thuis zijn helpt om goed beter te worden. Het is ook in het belang van andere in de groep aanwezige kinderen en pedagogisch professionals.

Een kind is ziek als de pedagogisch professional ziet dat het kind zich niet lekker voelt en daardoor (voor langere tijd gedurende de dag) 1 op 1 aandacht nodig heeft. Dit kunnen wij door het groepsgebonden karakter van kinderopvang niet bieden; het gaat ten koste van tijd en aandacht voor de andere kinderen in de groep. Wanneer een kind alleen koorts heeft en geen andere ziekteverschijnselen mag het naar de opvang komen, tenzij de richtlijnen van de GGD anders uitwijzen.

Als er sprake is van een besmettelijke ziekte, dan volgen wij de richtlijnen van de GGD. Deze zijn ook terug te vinden in de app van de GGD: KIDDI.

Als een kind ziek wordt tijdens een dag bij ons, neemt de pedagogisch professional van de groep contact op met de ouders. Het is daarom van groot belang dat ouders goed bereikbaar zijn en dat zij eventuele wijzigingen in adres en telefoongegevens direct doorgeven via Konnect. Het is ook belangrijk dat ouders noodnummers doorgeven van andere personen (grootouders, buren, vaste oppas of andere vervangende verzorgers) voor het geval zij zelf niet in staat zijn om hun kind op te halen bij ziekte.

Jaarlijks volgen al onze pedagogisch professionals een (herhalings-) cursus kinder- EHBO.

Medicijnen

Soms is het nodig dat een kind medicijnen toegediend krijgt gedurende het verblijf bij ons kindercentrum. Dat is een grote verantwoordelijkheid. Als een pedagogisch professional daarvoor de verantwoordelijkheid neemt, is ze hoofdelijk aansprakelijk voor de gevolgen van eventueel gemaakte fouten. Om te voorkomen dat een pedagogisch professional hiermee geconfronteerd wordt, hebben wij de volgende regels:

  1. De pedagogisch professional die het kind verzorgt, kan het toedienen van medicijnen altijd weigeren.
  2. Als de pedagogisch professional bereid is medicijnen te geven, vullen ouders eerst het formulier ‘Medicijnverstrekking’ in, waarmee ouders zelf de verantwoordelijkheid nemen. Dit is te vinden in het ouderportaal in Konnect.
  3. De pedagogisch professional dient alleen medicatie toe die is voorgeschreven door een arts.
  4. Pedagogisch professionals geven kinderen geen koorts onderdrukkende middelen zoals paracetamol. Wanneer kinderen dit soort medicatie nodig hebben, zijn ze te ziek om bij ons te kunnen verblijven. Bovendien bestaat de kans dat na uitwerking van de paracetamol de koorts weer stijgt of een koortsstuip optreedt. Ouders mogen hun kind geen paracetamol geven voordat het bij ons komt.

De leiding en onze pedagogisch professionals zijn niet aansprakelijk voor eventuele gevolgen van het toedienen van medicijnen als dit gebeurt op verzoek van de ouder. Ook het onverhoopt niet toedienen van een medicijn valt niet onder de verantwoordelijkheid van de leiding of pedagogisch professional.

Vaccinaties

Ons standpunt over bewust niet-gevaccineerde kinderen is als volgt: Wij hebben niet de expertise in huis om de kennis van het RIVM en de overheid in twijfel te trekken. Als de overheid als richtlijn stelt dat (bewust) niet-gevaccineerde kinderen opvang kunnen bezoeken, dan hebben wij geen grond om deze kinderen opvang te weigeren.

Pesten

Wij hechten veel waarde en geven aandacht aan het overbrengen van waarden en normen. Pesten heeft daarom onze aandacht. De basishouding van onze professionals is nabootsingswaardig, dit is een houding waarin pesten niet als gewoon wordt gezien. We creëren samen een sfeer waarin ieder kind tot zijn recht komt en waarbij veiligheid, respect en geborgenheid voorop staan, zodat kinderen zich vertrouwd voelen om direct naar ons toe te komen met problemen en dingen waar ze tegenaan lopen. Samen houden de pedagogisch professionals het groepsproces scherp in de gaten. De eerste tekenen van plagen, uitsluiten en dergelijke worden snel gesignaleerd en besproken met de betrokken kinderen. Indien nodig hebben mentoren wekelijks een gesprek met kinderen om samen te evalueren hoe het die dag of week gegaan is.

Als een situatie zich voordoet waarin het gedrag van een kind gecorrigeerd moet worden, dan wordt het kind aangesproken op gedrag en niet op zijn of haar persoon. We proberen het motief achter het gedrag te zien, vanuit een zo compleet mogelijk beeld van het kind. Als werkelijk pesten wordt gesignaleerd, overleggen de pedagogisch professionals met elkaar en de Locatieleider welke actie wordt ondernomen. Ouders worden actief betrokken in dit proces.

Seksuele ontwikkeling van kinderen

De seksuele ontwikkeling maakt deel uit van de natuurlijke ontwikkeling van het kind. De ontwikkeling van seksualiteit betekent de ontwikkeling van het bewust worden van je lichaam en de daarbij behorende gevoelens. Het is belangrijk dat kinderen de gelegenheid krijgen om deze ontwikkeling zo goed mogelijk te kunnen doorlopen. We willen dat kinderen openheid voelen. Kinderen hoeven niet geconfronteerd te worden met volwassen taboes. Een open houding van ons als professionals is van groot belang.

We willen dat de kinderen van de buitenschoolse opvang de mogelijkheid krijgen om in openheid over seksualiteit te praten. Zo leren zij hun eigen gevoelens en grenzen en die van anderen te respecteren. Dat betekent dat zij elkaar niet uitlachen, anderen niet dwingen, manipuleren of elkaar opzettelijk pijn doen. Kinderen mogen de namen van geslachtsdelen        benoemen. Kinderen leren wat wel en niet gepast is in bepaalde situaties.

We aanvaarden iedereen in zijn ontwikkeling met respect voor zijn autonomie, daarom gebruiken wij de volgende omgangsregels voor kinderen en pedagogisch professionals:

  • Bloot is voor thuis;
  • We doen elkaar geen pijn;
  • We hebben respect voor elkaar;
  • Nee is nee, stop is stop;
  • We zijn open over normen en waarden.

 

 

3. Bso

Panta Rhei

Elke dag ontvangen de pedagogisch professionals van Panta Rhei en Panta Paideia kinderen in de leeftijd van nul jaar tot einde basisschoolleeftijd. Dit doen we op twee vestigingen met in totaal vier locaties. Panta Paideia zit in hetzelfde gebouw als de Vrije School Amersfoort aan de Romeostraat. Sinds 1997 werkt Panta Rhei vanuit het Eemklooster aan de Daam Fockemalaan. Panta Rhei bestaat uit 2 locaties: de buitenschoolse opvang (bso) en de dagopvang (do). 

Dit hoofdstuk beschrijft de praktijk van opvang bij de bso van Panta Rhei.

Bijzonder aan Panta Rhei is het vele groen op het terrein van het Eemklooster. Zowel op het veld als in het bos wordt veelvuldig gespeeld door de kinderen van de bso. Natuurlijk hebben we ook beschikking over een omheinde buitenruimte die grenst aan onze locaties. Daar heeft de bso een tuin, daarnaast hebben wij een moes- en kippentuin.

Onze binnenruimtes zijn met zorg ingericht. Door het gebruik van rustige kleuren, creëren we rust en ruimte voor jonge kinderen zodat zij zich in een veilige omgeving in vertrouwen kunnen ontwikkelen. De ruimtes van de bso zijn zo ingericht dat kinderen van 4 tot einde basisschoolleeftijd zich er thuis voelen en de ruimte hebben om uit te ademen na een lange schooldag

Locatie overstijgend opvangen

In de overeenkomst tussen de ouder en Panta Rhei of Panta Paideia is opgenomen dat kinderen op een andere locatie kunnen worden opgevangen dan hun vaste locatie, bijvoorbeeld bij bso Panta Rhei in plaats van bso Panta Paideia. Omdat wij het belangrijk vinden dat kinderen opgevangen worden in een omgeving die voor hen bekend en veilig is zullen wij niet snel gebruik maken van deze mogelijkheid.

Wij kunnen locatieoverstijgend opvangen inzetten om een grote activiteit te organiseren voor kinderen van Panta Rhei en Panta Paideia, waarbij opvang op een andere locatie noodzakelijk is. Dit soort activiteiten worden ruim van tevoren gepland en bekend gemaakt aan ouders. Het gaat hierbij om activiteiten die de kunstzinnige expressie van kinderen bevorderen.

Bij de bso 

Vrije tijd na schooltijd is belangrijk om te kunnen uitademen. Kinderen gebruiken deze tijd om de dag te verwerken en bij te tanken voor de volgende dag. Bij onze bso is ruimte voor vrij spel en andere activiteiten of rustig aan doen.

Jonge kinderen hebben duidelijk andere behoeften dan oudere kinderen. Hier houden onze pedagogisch professionals rekening mee. Ieder kind krijgt de mogelijkheid om tot spel te komen dat past bij de eigen ontwikkelingsfase.

Het is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen om spannende dingen te doen en risico’s te leren nemen. Bij ons mogen kinderen aanvaardbare risico’s nemen om onder leiding van pedagogisch professionals te bouwen aan zelfvertrouwen, wilskracht en het ontwikkelen van lef. Voor vakantieweken wordt bij de bso een activiteitenprogramma ontwikkeld waar kinderen aan mee mogen doen. Zij worden hier niet toe verplicht.

 Basisgroepen

Bij de bso worden kinderen opgevangen in basisgroepen. Een kind wordt opgevangen in één basisgroep. Daarnaast hebben alle kinderen een tweede basisgroep. De maximale grootte van de basisgroep wordt afgestemd op de leeftijd van de kinderen in de basisgroep, waarbij naarmate de kinderen in de basisgroep ouder zijn, de basisgroep uit meer kinderen mag bestaan. De maximale grootte van de basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel b, bij het Besluit Kwaliteit Kinderopvang. Met het ondertekenen van de plaatsingsovereenkomst geven ouders toestemming dat hun kind tijdens de duur van de plaatsingsovereenkomst ook kan worden opgevangen in een tweede basisgroep. 

Basisgroepen Vuursalamanders en Vuurvliegen vangen kinderen op in de leeftijd van 4 tot 7 jaar. Per basisgroep worden maximaal 20 kinderen opgevangen. Basisgroep de Vuurlibelles is een tweede basisgroep voor kinderen van 4 tot 7 jaar met maximaal 20 kinderen. 

Basisgroepen Vuurvogels, Vuurvlinders en Vuurvossen vangen kinderen op vanaf 6 jaar tot einde basisschoolleeftijd. In deze basisgroepen kunnen maximaal 22 kinderen worden opgevangen. Basisgroep de Vuurvalken is een tweede basisgroep voor kinderen van 6 jaar tot einde basisschoolleeftijd met maximaal 22 tot 24 kinderen, afhankelijk van hun leeftijden.

Het is mogelijk dat kinderen, bijvoorbeeld omdat zij op rustige dagen komen, altijd worden opgevangen in de tweede basisgroep Vuurlibelles of Vuurvalken. Voor hen is deze groep dan hun eerste basisgroep.

De bso van Panta Rhei heeft ruimte voor 86 kinderen per dag. Hier wordt rekening mee gehouden bij het plaatsen van kinderen in de basisgroepen

Bij  de basisgroepen verzorgen wij opvang en begeleiding passend bij de ontwikkeling. De basisgroepen bieden kinderen emotionele veiligheid en laten de verschillende behoeften van de kinderen beter tot hun recht komen. In hun basisgroep vinden kinderen aansluiting en houvast. Ieder kind weet zich gezien en gekend in de eigen basisgroep. Een basisgroep kan worden ingedeeld in tafelgroepen, waarbij het streven is om dezelfde kinderen met hun mentor in een tafelgroep te hebben.

Panta Rhei 

Groep

Basisgroep

Basisgroep 2

4 tot 7 jaar

Vuursalamanders

 

Vuurlibelles

Vuurvliegen

Vuurlibelles

 

6 tot einde basisschoolleeftijd

Vuurvlinders

 

Vuurvalken

Vuurvossen

Vuurvogels

Vuurvalken

 

Startmoment

“Zonnekracht en aardegrond, maak mij dapper en gezond.”

Iedere dag bij de bso starten kinderen gezamenlijk. Totdat alle kinderen binnen zijn, hebben alle kinderen bij de bso de activiteit Vrij Spel. Wanneer alle kinderen aangekomen en aangemeld zijn, wordt de bel geluid. Alle kinderen komen dan in hun basisgroep bij elkaar en zeggen samen een spreuk. Dit is ons startmoment waarin aandacht is voor de kinderen. Na het startmoment gaan de kinderen aan tafel. 

Samenvoegen van basisgroepen

Ieder kind wordt op de opvangdag in de eigen basisgroep opgevangen. Kinderen uit verschillende basisgroepen kunnen worden samengevoegd in hun tweede basisgroep op rustige dagen en bij een lagere kindbezetting – bijvoorbeeld in vakanties. Voor de kinderen met als eerder basisgroep Vuursalamanders of Vuurvliegen, is de tweede basisgroep Vuurlibelles. Voor de kinderen met als eerste basisgroep Vuurvlinders, Vuurvossen of Vuurvogels, is de tweede basisgroep Vuurvalken. Omdat de bso professionals veelvuldig samenwerken, zijn zij in deze samengestelde basisgroep voor de kinderen vaak al een vertrouwd gezicht.

Verlaten van de basisgroep

Het gebeurt regelmatig dat kinderen de ruimte verlaten om mee te doen aan activiteiten die buiten of in een andere groepsruimte plaatsvinden. Dit kan zijn voor vrij spel of voor een geleide activiteit zoals sport, spel of een creatieve activiteit. Bij activiteiten op ons terrein verlaten zij niet hun basisgroep. 

Vrij Spel

Vanuit onze visie is vrij spel een van de belangrijkste activiteiten voor kinderen. Zij geven dit zelf vorm, eventueel met hulp van een pedagogisch professional. In overleg met de professional van hun basisgroep mogen kinderen, na het startmoment van hun basisgroep, voor het vrije spel naar een andere groepsruimte of een ander plein.

Studiedagen

Op een aantal dagen in het schooljaar hebben scholen een studiedag. Wanneer een kind normaal gesproken op deze dag wordt opgevangen, kunnen ouders voor de hele dag opvang aanvragen voor hun kind. Omdat wij kinderen van diverse scholen opvangen, is er op een studiedag vaak maar een kleine groep kinderen aanwezig van 4 jaar tot einde basisschoolleeftijd. Opvang tijdens een studiedag is bij ons een activiteit die duurt tot alle kinderen van de dag binnen zijn. Daarna starten alle kinderen in hun eigen basisgroep.

Buiten

Buiten kunnen kinderen de indrukken die zij op school hebben opgedaan verwerken. De energie die is opgebouwd kan richting krijgen in het buitenspel en na het inademen tijdens de schooldag, kunnen kinderen buiten uitademen. Buiten zijn en spelen is in onze visie daarom een essentieel onderdeel van (bijna) iedere middag bij de bso. 

Wie bij de schuur van Panta Rhei het bos in loopt, vindt daar de vuurplaats waar kinderen de hele middag buiten kunnen verblijven. Hier kunnen zij naar hartenlust vuur maken, hutten bouwen en genieten van het buitenleven.

Uitstapjes

Af en toe gaat een pedagogisch professional met een groep kinderen op uitstapje naar een locatie buiten ons terrein. Dit komt het meest voor tijdens schoolvakanties wanneer de bso de hele dag open is. Als kinderen op uitstapje gaan, verlaten zij hun basisgroep voor de duur van deze activiteit, tot zij weer terug zijn op het terrein van Panta Rhei. Onze afspraken en regels omtrent uitstapjes staan beschreven in de Kwaliteitskaart Uitstapje. 

Wennen in een nieuwe groep

Ook bij de bso groeien kinderen door van groep naar groep. De meeste kinderen stromen binnen bij de Vuursalamanders of Vuurvliegen wanneer zij 4 jaar zijn en naar school gaan. Wij zien alle kinderen die instromen bij de bso als ‘nieuwe kinderen’ omdat wennen zonder plaatsingsovereenkomst (het contract) niet mogelijk is. Zij kunnen voor die tijd al kennismaken met Panta Rhei en op de volgende momenten:

  • Zij mogen meekomen wanneer ouders een rondleiding door het gebouw krijgen. Tijdens de rondleiding kunnen zij kennismaken met de ruimte en de pedagogisch professionals.
  • Een aantal weken voor de startdatum vindt een kennismakingsgesprek plaats. Wanneer dit op locatie plaatsvindt, mag het kind mee en kan even spelen bij de groep of buiten, afhankelijk van waar het gesprek plaatsvindt.

Het is ook mogelijk om in het kennismakingsgesprek af te spreken dat het kind begint met 1 of een aantal kortere middagen opvang, zodat het kan wennen aan de professionals en de groep. Dit kan starten wanneer de plaatsingsovereenkomst is ingegaan. 

Naar een volgende groep

Kinderen stromen van de Vuursalamanders, Vuurvliegen of Vuurlibelles door naar de Vuurvlinders, Vuurvogels, Vuurvossen of Vuurvalken. In de weken voorafgaand aan de verjaardag mag een kind een aantal keren wennen bij de nieuwe basisgroep. Wennen als voorbereiding op de overgang naar een nieuwe groep binnen de bso wordt gezien als een belangrijke activiteit. Het kind verlaat tijdens het wennen de groepsruimte, maar niet de basisgroep. Voor de BKR telt het kind mee in de eigen basisgroep en de plek van het kind blijft onbezet.

In gesprek met ouders wordt bekeken of een kind al toe is aan de vrijheden die horen bij de oudere groep en welke afspraken nodig zijn om de overgang prettig te laten verlopen.

Wij vinden het belangrijk om de jongste kinderen op de bso omhulling te bieden. Voor kleuters is het intensief om vijf dagen naar school te gaan en daarna naar de bso. Ons vaste dagritme geeft duidelijkheid en veiligheid. Het kost weinig energie om mee te stromen in dit ritme waardoor zij zichzelf kunnen en durven zijn, en lekker kunnen spelen.

De grotere kinderen willen wij ruimte te geven om zelf dingen te ondernemen. Voor hen is het mogelijk om vrij te spelen of om mee te doen met activiteiten die wij aanbieden. Tijdens activiteiten is er veel uitwisseling tussen de kinderen en zij kunnen zich vrij bewegen door de verschillende ruimtes. Aangeboden activiteiten worden altijd aangepast op de leeftijden van de kinderen die meedoen.

Kinderen zijn al snel vertrouwd met alle gezichten. Wij streven ernaar dat professionals zoveel mogelijk op vaste basisgroepen staan voor de continuïteit.

Beroepskracht-Kind Ratio (BKR) en 3 uursregeling

Het aantal kinderen en professionals bij de groepen wordt bepaald door de leeftijd van de kinderen en de beroepskracht-kind ratio, oftewel de BKR. Omdat Panta Rhei in vakanties en op studiedagen 11 aaneengesloten uren opvang biedt, mag er op die dagen maximaal 3 uur per dag afgeweken worden van de BKR. Op schooldagen is dit maximaal een half uur.

Dagelijks wordt tijdens het uit school halen van de kinderen een half uur afgeweken van de BKR. Wij vinden het belangrijk dat kinderen uit school gehaald worden door een bekend gezicht, een pedagogisch professional dus. Dit geeft de kinderen structuur en veiligheid in de soms spannende overgang van bso naar school.

Tijdens vakanties wijken wij aan het begin en einde van de dag soms af van de BKR omdat de diensten van pedagogisch professionals elkaar overlappen. Deze momenten van de dag zijn rustiger, omdat niet alle kinderen er dan zijn. Wij vinden het belangrijk dat pedagogisch professionals op tijd naar huis gaan om op te laden voor een nieuwe dag. De pedagogisch professionals bereiden deze momenten goed voor zodat zij de kinderen ook op deze momenten kunnen geven wat ze nodig hebben. Na de lunch hebben de pedagogisch professionals met een lange dienst, pauze. Tijdens deze pauzes wijken wij af van de BKR. Soms wordt op deze momenten ook met de kinderen een siësta gehouden. Zo kunnen zij allemaal, kinderen en pedagogisch professionals, met hernieuwde energie de middag in. 

In onderstaande tabellen is per groep te lezen hoeveel pedagogisch professionals op een groep staan met hoeveel kinderen. De meest gangbare diensten van de groep zijn hier terug te vinden en in welke periode van de dag pauze gehouden wordt (in vakantieweken). 

 

Bij de bso is wennen de enige activiteit waarbij de BKR overschreden kan worden in kind aantallen.

 

Schoolweken

Basisgroep 

Kinderen

BKR

Pedagogisch professionals

Gangbare diensten

Reguliere pauzetijden

Vuursalamanders (1e)

1-10

1:10

1

12:00-18:30*, 12:30-18:00, 13:00-18:00, 13:00-18:30 13:30-18:00, 13:30-18:30

-

Vuursalamanders (1e)

11-20

2:20

2

-

Vuurvliegen (1e)

1-10

1:10

1

-

Vuurlibelles (2e)

1-10

1:10

1

-

Vuurlibelles (2e)

10-20

2:20

2

-

Vuurvogels (1e)

1-11

1:11

1

-

Vuurvogels (1e)

12-22

2:22

2

-

Vuurvlinders (1e)

1-11

1:11

1

-

Vuurvossen (1e)

1-11

1:11

2

-

Vuurvossen (1e)

12-22

2:22

1

-

Vuurvalken (2e)

1-11

1:11

1

-

Vuurvalken (2e)

12-22

2:22

2

-

*1 persoon start om 12:00 om de bso op te starten en de rijlijst te maken. Dit is los van alle basisgroepen

Vakantieweken

Basisgroep 

Kinderen

BKR

Pedagogisch professionals

Gangbare diensten

Reguliere pauzetijden

Vuursalamanders (1e)

1-10

1:10

1

7:30-17:00

9:00-18:30

7:30-13:00

12:30-18:00

13:00-18:30

De diensten worden zo gepland dat wordt voldaan aan de BKR

Tussen 12:00 en 15:00, 30 min pauze per dienst van 9 uur.

Vuursalamanders (1e)

11-20

2:20

2

Vuurvliegen (1e)

1-10

1:10

1

Vuurlibelles (2e)

1-10

1:10

1

Vuurlibelles (2e)

11-20

2:20

2

Vuurvogels (1e)

1-11

1:11

1

Vuurvogels (1e)

12-22

2:22

2

Vuurvlinders (1e)

1-11

1:11

1

Vuurvossen (1e)

1-11

1:11

2

Vuurvossen (1e)

12-22

2:22

1

Vuurvalken (2e)

1-11

1:11

1

Vuurvalken (2e)

12-22

2:22

2

 

 

Afhankelijk van het aantal aanwezige kinderen, zijn sommige professionals tijdens een vakantiedag de hele dag aanwezig terwijl anderen halve diensten draaien en alleen de ochtend of de middag aanwezig zijn. Zij wisselen elkaar af zonder pauze te houden. De professionals die de hele dag aanwezig zijn, houden pauze in dezelfde periode als de professionals van de dagopvang. Op dat moment wordt afgeweken van de BKR. Professionals hebben in principe een half uur pauze. In de ochtend en in de middag is het per groep verschillend in hoeverre wordt afgeweken van de BKR. Dit is afhankelijk van de tijden waarop de pedagogisch professionals op de groep starten en ook van de tijden waarop de kinderen meestal worden gebracht. Om zo min mogelijk af te wijken van de BKR starten de groepen op vakantiedagen gefaseerd op en zijn dus bijna altijd voldoende professionals aanwezig bij de groep of binnen de locatie.

 

Ontwikkeling

Volgen van ontwikkeling en observatie

Elk kind die bij ons komt, worden door zijn mentor gevolgd in zijn ontwikkeling. Elke dag observeren de pedagogisch professionals van de groepen het kind tijdens de opvang. Deze observaties worden één keer per jaar, rondom de verjaardag, gebundeld in een observatieverslag. Dit is geïntegreerd in het ouderportaal Konnect zodat de communicatie met ouders hierover volledig via Konnect is. Naar aanleiding hiervan kan, als ouders dit wensen, een mentorgesprek plaatsvinden. 

Kinderen worden op school door hun leerkracht geobserveerd en gewaardeerd op schoolse vaardigheden. Daarom hebben wij gekozen voor een eigen observatiesysteem waarin we in vijf open tekstblokken vertellen over een kind bij de bso. De tekstblokken gaan over de volgende onderwerpen:

Kindbeeld:
 In het algemeen kindbeeld beschrijft de mentor hoe een kind zich laat zien wanneer het bij de bso is. Hoe ziet het kind eruit en wat kenmerkt het kind? Welke talenten laat het zien en zien we daar groei in?

Tafelmomenten:
 Iedere middag eten we samen met de kinderen, deze momenten noemen we ‘tafelmomenten’, ook al vinden ze niet altijd plaats aan een tafel. We observeren hoe een kind zich aan tafel gedraagt. Heeft een kind het hoogste woord of zegt het weinig? Zoekt het contact met andere kinderen aan tafel? Zijn er bijzonderheden rondom het eten waar we rekening mee houden en hoe gaat dat?

Sociale contacten:
 Bij de bso is veel ruimte voor sociale contacten. Kinderen zien elkaar soms de hele middag en vormen vriendschappen met elkaar, ook als zij niet bij elkaar in de klas zitten. Hoe gaan kinderen om met de andere kinderen bij de bso? Hoe gaat een kind om met de professionals?

Activiteiten:
 Iedere middag worden activiteiten georganiseerd waar kinderen aan mee mogen doen. Zij mogen ook altijd kiezen voor vrij spel. Wat speelt een kind graag? Doet het mee met activiteiten? Welke activiteiten vindt een kind leuk om te doen? Waar zien we dat aan?

Overgangsmomenten:
 De overgangsmomenten van school naar bso, van spel naar tafel en van bso naar huis zijn voorbeelden van overgangsmomenten die pittig kunnen zijn voor kinderen. In het observatieverslag beschrijven we hoe een kind omgaat met deze momenten en wat het laat zien. Als we afspraken hebben gemaakt over deze momenten dan zal dit ook benoemd worden. 

Mentor

Alle kinderen krijgen een mentor toegewezen. In bijna alle gevallen is dit de pedagogisch professional die aanwezig is op de meeste dagen dat een kind bij ons komt spelen. Wij streven ernaar dat ouders kennismaken met de mentor van hun kind tijdens het intakegesprek dat plaatsvindt voordat de opvang van start gaat. In dit gesprek beschrijven ouders hun kind aan de nieuwe mentor en vertelt de mentor over het dagelijkse ritme bij de bso. Er is ruimte om vragen te stellen en afspraken te maken over het kind.

De mentor is het eerste aanspreekpunt voor de ouders van een kind als zij vragen hebben over de opvang, de groep of de ontwikkeling van hun kind. Zij kunnen bij de mentor terecht voor informatie en advies. Wie de mentor van een kind is, is te allen tijde terug te zien in het ouderportaal Konnect. 

Wanneer het anders loopt

Met de meeste kinderen gaat het goed. Zij ontwikkelen zich volgens verwachting en bouwen een stevige relatie op met de professionals van de groep. De meeste kinderen gaan met de stroom mee, anderen lukt dit niet of moeizaam. In die gevallen is ons kindercentrum een belangrijke plaats om signalen van kinderen op te vangen, in kaart te brengen en te bespreken met ouders. 

Signalering

Onze pedagogisch professionals observeren alle kinderen regelmatig. Wanneer zij het vermoeden hebben dat iets niet goed gaat, trekken zij aan de bel. De meeste zorgen die wij signaleren komen regelmatig voor en zijn met een (advies voor) doorverwijzing of advies naar ouders al opgelost. Soms helpt het als er een mentorgesprek plaatsvindt. 

Helaas gebeurt het soms ook dat wij signalen zien die wijzen op een meer ernstige situatie. Om deze signalen goed te interpreteren en netjes en integer te handelen naar zowel kind als ouders, zijn alle pedagogisch professional geschoold in het werken met de Meldcode kindermishandeling, huiselijk geweld en grensoverschrijdend gedrag kinderopvang. Wij gebruiken de meldcode app van de Rijksoverheid. Bij beide vestigingen werken locatieleiders die ook aandachtsfunctionaris en zorgcoördinator zijn en professionals ondersteunen bij het omgaan met dit soort signalen.

De meldcode is niet alleen gericht op het signaleren van een onveilige thuissituatie (bijvoorbeeld met geweld of mishandeling), maar ook van grensoverschrijdend gedrag van professionals. Binnen de meldcode app kunnen hiervoor verschillende routes gevolgd worden. Onze professionals hebben een verklaring omtrent gedrag (VOG) en zijn gekoppeld in het “Personenregister Kinderopvang”. Iedereen die daar in staat wordt dagelijks gescreend door Justitie.

Bij de bso komt het vaker voor dat een kind een bepaalde periode niet lekker in zijn vel zit. Soms is er sprake van een onderzoek door de school van het kind, maar dit hoeft niet. Wanneer kinderen zich terugtrekken of juist heel expressief worden, neemt de mentor contact op met ouders. Het gedrag van een kind is de aanleiding voor een gesprek en samen gaan we op zoek naar de behoefte die onder dit gedrag zit.

Contact bij zorg

Wij vinden het belangrijk om signalen eerst bij ouders na te vragen voordat wij een officieel gesprek met ouders aangaan. Het kan zijn dat een eenvoudige verklaring bestaat voor gedrag van een kind waardoor helemaal geen reden is voor zorg. 

De mentor is degene die contact opneemt met de ouders en hen uitnodigt voor een mentorgesprek. In de uitnodiging wordt toegelicht wat de reden is voor de uitnodiging en wordt het doel van het gesprek vermeld. Het gesprek vindt het liefst plaats met beide ouders aanwezig. Afhankelijk van het onderwerp van het gesprek en de toekomstige lijn die uitgezet moet worden, is de zorgcoördinator aanwezig bij het gesprek. Ieder zorgtraject wordt individueel ingezet en is gericht op een individueel kind. De mentor is het aanspreekpunt voor ouders als het gaat om zorg. Zij betrekt haar team waar nodig bij dit traject. De zorgcoördinator zorgt dat het traject verloopt langs de uitgezette lijn. 

Wij doen ons best om het contact met ouders zo goed mogelijk te houden. Wij zien ouders het liefst persoonlijk voor gesprekken en zijn voorzichtig met gevoelige persoonsgegevens van het hele gezin. Zorgverslagen versturen wij altijd versleuteld naar ouders via Konnect, het wachtwoord wordt via een ander medium (email of mondeling) gedeeld.

Wij zijn een kindercentrum en richten ons in de basis op kinderen die een gezonde ontwikkelingslijn volgen. Wanneer wij signaleren dat zorg nodig is of iets de ontwikkeling van een kind in de weg lijkt te staan, zullen wij ouders altijd doorverwijzen naar professionals. Vanuit onze antroposofische visie kijken wij dan snel naar zorg met deze visie. Ouders nemen zelf de beslissing om op onze adviezen in te gaan en contact op te nemen met zorgaanbieders.

 

4. Bronvermelding:

Eijgenraam, Loïs (2016) De vrije kleuterklas, Christofoor.

www.iaswece.org

Rapport_Baby opvang_finaleversie_10_09_20 (overheid.nl)

Waarom horizontale babygroepen beter scoren dan verticale - Kinderopvangtotaal

 

5. Bijlagen

Rituelen en jaarfeesten

Wij beleven de seizoenen en jaarfeesten door middel van verhalen, liedjes, spelletjes en activiteiten. Elke groep houdt een jaartafel bij waar het heersende seizoen uitgebeeld wordt, met aandacht voor jaarfeesten. Hierdoor leven de kinderen al vroeg in een ritme dat elk jaar weer terugkomt. De feesten hebben hun oorsprong in zowel christelijk als voorchristelijke gebruiken. We richten ons met deze feesten vooral op de natuur en de seizoenen. De dagopvang houdt de viering van de jaarfeesten bescheiden en passend bij de leeftijd van de kinderen. De bso van Panta Paideia viert geen jaarfeesten omdat deze uitgebreid worden gevierd op de Vrije School. De bso van Panta Rhei viert de meeste jaarfeesten kleinschalig met de bso. Een aantal feesten vieren wij groter en samen met ouders. Voor ons zijn de feesten een fijn moment om de verbinding met ouders en elkaar op te zoeken.

 

Michaël: 29 september

De dagen worden korter en de nachten worden langer. Michaël zal ons de kracht en moed geven om de wintertijd te doorstaan. Het Michaëlsfeest is een oogstfeest. Alles wordt in orde gemaakt voor de winter. Bij diverse groepen wordt appelmoes gemaakt en het vliegerverhaal (dagopvang) en het verhaal van Joris en de draak (bso) staan centraal.

 

Sint Maarten: 11 november

Dit feest ontleent zijn naam aan de legende van Sint Maarten: bij de stadspoort van Amiëns in Frankrijk zat een bedelaar die om een aalmoes vroeg. Omdat ridder Maarten zelf niets meer had, nam hij zijn zwaard en sneed zijn mantel in twee stukken. De ene helft gaf hij aan de bedelaar, de andere hield hij zelf. Een oud boerengebruik is dat men omstreeks Sint Maarten een lantaarntje gemaakt van knolraap buiten aan de dakgoot hing. Dit was het teken dat de oogst binnen was. Wij hollen met de kinderen pompoenen uit en maken er soep van. Sint Maarten is het feest van het delen. Dit thema staat ook buiten de viering centraal.

 

Advent:

De Adventstijd begint vier zondagen voor de kerst. Het is de tijd van de verwachting, we staan open voor wat vanuit de hemel naar ons toekomt. Dit wordt op de groepen beleefd met het aansteken van de kaarsen in de adventskrans en het vertellen en zingen over verwachting. We oefenen geduld terwijl we wachten op het kerstkind dat komen gaat.

 

Sint Nicolaas: 5 december

Het huidige Sinterklaasfeest is een samensmelting van verschillende volksgebruiken. Sinterklaas is de weldoener voor mensen en vooral voor de kinderen. Hij wil vooral goede gewoonten in de mens benadrukken. De ouders van kinderen op de dagopvang maken zelf iets voor hun kinderen, wat in de week van Sinterklaas feestelijk wordt uitgepakt. Bij de bso wordt ook aandacht besteed aan dit fijne feest; voor iedere groep is er een cadeau en natuurlijk zijn er pepernoten.

 

Kerstmis: 25 en 26 december

Het kerstkind en dus het licht wordt geboren in de donkerste dagen van het jaar. De lichtjes in de kerstboom zijn symbool voor dit licht. Wij zingen over het licht en het kerstkind dat is gekomen en de hoop die dit feest met zich meebrengt.

 

Driekoningen: 6 januari

Dit feest gaat over de drie koningen die het kindje Jezus bezoeken in de stal. Ze brengen alle drie een geschenk mee dat symbool staat voor een aantal waarden en deugden in onszelf. Na het ontvangen in de Sinterklaastijd ligt de nadruk nu meer op het geven.

 

Maria Lichtmis: 2 februari

De lichttijd wordt afgesloten. De zon zal steeds vroeger opkomen, de aarde gaat weer langzaam ontwaken en bereidt zich voor op de lente. We smelten de laatste restjes kaars op om daar nieuwe kaarsen van te maken. Deze branden we nog een laatste keer. We zoeken naar krokusjes en sneeuwklokjes en weten dat de lente komen gaat.

 

Palmpasen:

Een week voor Pasen wordt dit feest gevierd. Ouders en kinderen versieren een mooie stok met linten en op de groepen bakken we een broodhaantje. Met deze feestelijk versierde Palmpasen stokken lopen wij een week voor Pasen een optocht op de peutergroepen. Deze stokken zijn een symbool voor de naderende lente.

 

Pasen:

Pasen is het feest van opstanding van Christus. Wij vieren dat de natuur weer tot leven komt. Op ons jaarlijkse paasfeest wordt een verhaal verteld (over het ontwaken van de natuur), worden er eieren in de tuin gezocht en eten we een lekker stuk paasbrood.

 

Pinksteren:

Pinksteren is naast een christelijk feest, een feest dat sterk met de bloei en ontwikkeling van de natuur verbonden is. Het is de viering van vrijheid, liefde en voortplanting, licht, lucht en bloemen. De duif is een symbool hierbij. Met papieren bloemen worden kransen en slingers gemaakt en de ruimte wordt daarmee versierd. We zingen liedjes en de kinderen mogen mooi aangekleed de pinksterbruid en –bruidegom zijn.

 

Sint Jan: 24 juni

Het Midzomerfeest! De natuur staat in volle pracht en de zon staat op haar hoogste punt. Dit wordt gevierd met dansen, picknicken en spelletjes in de buitenlucht. We maken en dragen bloemenkransen.

 

Verjaardagen

We besteden aandacht aan de geboortedag van een kind. Op de dagopvang krijgen kinderen een kaart en een klein zelf (door de mentor) gemaakt presentje. Bij de babygroepen vertellen de professionals een kort verhaal en zingen we liedjes. Bij de peutergroepen vertellen de professionals het geboorteverhaal en worden kaarsjes aangestoken. Natuurlijk mag de jarige trakteren. Schoolgaande kinderen vieren hun verjaardag op school.


De twaalf zintuigen

Vanuit de antroposofie gaan we uit van 12 zintuigen.

Lichaamsgerichte zintuigen

Omgevingsgerichte zintuigen

Geestgerichte zintuigen

Tastzin

Levenszin

Bewegingszin

Evenwichtszin

Reukzin

Smaakzin

Gezichtszin

Temperatuurzin

Gehoorzin

Spraakzin

Voorstellingszin

Ik-zin

 

Lichaamsgerichte zintuigen

De eerste vier zintuigen worden ook wel de onderste of lichaamsgerichte zintuigen genoemd. Ze staan centraal in de eerste 7 jaar van het kinderleven. Deze zintuigen helpen kinderen om in hun lichaam te komen, het te leren kennen en hun evenwicht te vinden in de wereld.

 

Tastzin

Voor een baby is alles nog tastzin. Om vertrouwd te raken in het eigen lichaam helpt het om aangeraakt te worden. Een rustige en liefdevolle benadering. Inbakeren geeft een duidelijke grens aan; “tot hier ben ik”. Het geeft geborgenheid. Door het aanbieden van speelgoed met verschillende structuren kan het kind onderscheid ervaren. Glad, ruw, zacht, warm, hard. Al deze indrukken neemt het kind op. Dit ben ik en dit is iets anders, het kind ontmoet de ander. Jonge kinderen raken elkaar om die reden veel aan. Bij de tastzin hoort ook prettige zittende kleding van pure materialen zoals wol, katoen of zijde. De tastzin geeft het kind veiligheid en vertrouwen.

 

Levenszin

Om leven te ervaren is het van belang om verbinding te kunnen maken met het eigen lichaam. “Ben ik moe of heb ik honger”? “Kan ik goed bewegen of zit er iets te strak”? Dit waarnemen leer je door prettige en minder prettige ervaringen in allerlei situaties. De juiste voeding en voldoende rust geeft energie om te leven. Een goed ontwikkelde levenszin versterkt het immuunsysteem.

 

Bewegingszin

Bij het jonge kind is alles beweging. De baby beweegt al in de buik van de moeder. De eerste bewegingen van de handjes en de beentjes zijn nog zonder gerichtheid. Totdat het kind een speeltje grijpt. In de eerste jaren leert het kind zijn lichaam kennen door beweging. De ruimte om zich vrij te bewegen geeft het kind de kans om zichzelf te ervaren. Om met frustratie om te gaan. Op eigen benen te leren staan. Het brengt zelfverzekerdheid en vreugde. In de bewegingszin ligt ook de basis voor de latere taalontwikkeling. Kruipen, springen, schommelen. Ook ritmische klanken en liedjes horen daarbij. Als we zingen en vertellen kan het kind innerlijk meebewegen op onze stem. De bewegingszin gaat later ook over het begrijpen van jezelf en de ander. Ruim zittende kleding die rekbaar is, is een voorwaarde voor het goed ontwikkelen van de bewegingszin.

 

Evenwichtszin

Als een baby zelf het hoofdje omhoog houdt begint de evenwichtszin. Wanneer een kind zich gaat oprichten kan het duidelijk de evenwichtszin ervaren. Met grote oprichtingskracht zet het kind zichzelf neer in de wereld. Ineens beleeft het alles om zich heen ook vanuit een nieuw blikveld. Hier komen begrippen als boven, onder, achter, links en rechts om de hoek kijken. Soms raken kinderen snel uit hun evenwicht. Dan rijst bij ons de vraag: “Wat heb jij nodig om steviger te gaan staan?” De tastzin “Ik heb een lichaam”, levenszin “Hoe voelt mijn lichaam” en de bewegingszin “Dit kan mijn lichaam” zijn de fundamenten om bij de evenwichtszin aan te komen. Van daaruit kan het kind aankomen in de buitenwereld. De zwaartekracht ervaren. Vrij spel stimuleert dit allemaal. Mogen vallen en opstaan helpt je later ook om het innerlijk evenwicht te kunnen vinden, om te herkennen wat wel en niet bij je hoort. Om jezelf als uniek mens te kunnen ervaren. Is er iets niet goed in evenwicht dan is het goed om weer terug te gaan naar de basis. De tastzin. Om opnieuw weer meer te gaan voelen, ervaren, vertrouwen op te doen.

 

Omgevingsgerichte zintuigen

De volgende vier zintuigen worden ook wel omgevingsgericht genoemd. Ze helpen kinderen om de wereld waar te nemen met hun lichaam. Ze vormen ook de basis van de morele ontwikkeling. De grootste ontwikkeling van deze zintuigen vindt plaats tussen 7 en 14 jaar.

 

Reukzin

Geuren komen diep bij ons binnen, kunnen als we ouder zijn emoties oproepen nog voordat we er woorden aan geven. Met reuk ontwikkelen mensen voorkeuren en afkeuren. Klopt iets, of zit er een luchtje aan? Pure geuren en ook smaken vanuit biologische voeding geven het kind een eerlijke basis. Het vertelt of iets echt is, puur is. De morele ontwikkeling van mensen is gekoppeld aan de reuk. Met dit zintuig leren kinderen beoordelen of iets goed is of niet.

 

Smaakzin

Hiermee kunnen we de verschillende smaken onderscheiden. Zoet, zuur, bitter en zout. Door te proeven leren we smaken kennen. Van daaruit kunnen kinderen hun eigen smaak gaan ontwikkelen. Door te kauwen ontmoet je structuur, maar ook weerstand. Het leert kinderen om ergens hun tanden in te zetten en bijvoorbeeld ergens doorheen bijten. Een eigen smaak ontwikkelen is ook jezelf meer leren kennen: “wat vind IK lekker?”

 

Gezichtszin

Bij oudere kinderen roepen kleuren meer emoties op. Ze krijgen lievelingskleuren of tekenen alle kleuren van de regenboog. Het kunnen zien geeft duidelijkheid over de vorm en inhoud. In combinatie met de tastzin bouwt een kind zijn beelden op. Bij gezichtszin hoort dat een kind oog gaat krijgen voor de wereld om zich heen. Deze wereld wordt steeds gedetailleerder waargenomen.

 

Temperatuurzin

Voor de opbouw van het eigen lichaam is het van belang om prettige en warme kleding te dragen. Hierdoor kan alle groeikracht naar de totale ontwikkeling gaan en hoeft er geen energieverlies te zijn. Ieder kind heeft zijn eigen temperatuur/ temperament. Het vraagt afstemming van ons als opvoeders om te zien wat het kind hierin nodig heeft. Met de warmtezin kun je warmte of kou waarnemen buiten jezelf. Warmtezin gaat echter ook over passie en inspiratie. “Waar loop jij warm voor?” en “Wat laat je koud?” Ook leren kinderen onderscheid te maken in de ontmoeting met de ander. Wat is het verschil tussen een koele houding of het ervaren van warme genegenheid?

 

Geestgerichte zintuigen

De ontwikkeling van de laatste vier zintuigen vindt grotendeels plaats tussen het 14e en 21e jaar, de 3e periode van 7 jaar in het leven van een kind. Deze zintuigen zijn gericht op het ontwikkelen van een eigen “ik”.

 

Gehoorzin

Horen en luisteren zijn twee verschillende dingen. Horen is wat het oor kan waarnemen aan ‘tonen’. Luisteren is horen met aandacht, in verbondenheid. Daar is contact voor nodig met jezelf en met de ander. Muziek gaat voor het gesproken woord uit. Door klanken en kleur in je stem of in een muziekinstrument, kan een kind eigenschappen herkennen. Daarom is het goed om zelf te zingen. Het geeft sfeer, rust en nodigt uit om mee te doen. Jouw stem te laten klinken. Harde geluiden schrikken af. Ook als kinderen die zelf maken zie je soms dat het teveel is. Het komt dan diep binnen. Buiten ebt geluid weg en kan het kind toch ervaren hoe potten en pannen klinken als het er een drumstel van maakt.

 

Spraakzin

Zingen, vertellen, voorlezen, roepen beelden op bij een kind waarmee het de innerlijke wereld kan opbouwen. Met het goed uitspreken van woorden en klanken kunnen wij het kind ook schoonheid meegeven. Schoonheid waar het later kunst in kan herkennen. Poëzie kan maken. Dagboeken kan schrijven. Allemaal uitingsvormen van de innerlijke wereld. Meebeleven, inleven. De kracht ook van het woord gaan kennen. En daarmee de ander ontmoeten. In gesprek gaan.

 

Voorstellingszin

Betekenis kunnen zien en herkennen. Dit is een koe en dit is een stoel. Oorzaak en gevolg gaat helder worden. “Fouten” mogen maken. Wat heb ik nodig om iets te maken? Wat is de volgorde? Welke keuze maak ik dan? En als het niet lukt, wat dan? Het denken helpt om te kunnen rangschikken en je plaats te vinden. Vooruitdenken en terugblikken. We kunnen onze gedachten onder woorden brengen. Onze geest verrijken en daarin vrij en authentiek zijn.

 

Ik-zin

De kroon op de zintuigen. Met dit zintuig kunnen mensen de individualiteit van een ander ervaren. Zoals je zelf een mens bent met een ik, zo helpt dit zintuig ons ervaren dat de ander dit ook is. Een goed ontwikkelde ik-zin helpt ons bij het zien of iemand betrouwbaar of ‘echt’ is.

 

Alle 12 zintuigen hebben elkaar nodig om samen tot een werkelijk bloeiend Ik te komen. Met de tastzin als basis. Kinderen ontwikkelen deze zintuigen in 21 jaar. Wij als opvoeders staan voor de uitdaging om onszelf te verfijnen en hiermee het kind te begeleiden. Om deze zintuigen geheel eigen te maken in een sfeer van vertrouwen.

 

 

 

 

 


[1] Sensitieve responsiviteit is een van de interactievaardigheden die pedagogisch professionals in hun opleiding leren. Professionals kijken en luisteren naar de signalen van kinderen, herkennen en interpreteren deze signalen en reageren hierop met zorg en aandacht.