Pedagogisch Beleidsplan
Panta Rhei en Panta Paideia
2024
Bewust meer voor jouw kind
Vanuit de geestelijke wereld
Is dit kind tot ons gekomen.
Wij mogen zijn raadselen ontsluieren
Van dag tot dag en van uur tot uur.
Rudolf Steiner
Inhoudsopgave
Huiselijke omgeving en echte materialen
Groene kinderopvang en buiten spelen
Seksuele ontwikkeling van kinderen
Het samenvoegen van stamgroepen
Beroepskracht-Kind Ratio (BKR) en 3 uursregeling
Doorlopende ontwikkelingslijn naar basisschool en bso
Dit is het pedagogisch beleidsplan van kindercentrum Panta Rhei en Panta Paideia. De naam Panta Rhei betekent: “alles stroomt”. Kinderen zijn voortdurend in verandering en in beweging; alles stroomt in hun ontwikkeling en groei. Panta Paideia betekent: “kinderopvang in alle opzichten”.
Onze missie: Bewust meer voor jouw kind, bereiken we door het uitvoeren van onze visie: Wij ontvangen kinderen in een huiselijke omgeving omringd door betrokken professionals. Wij leren kinderen, met respect voor hun eigenheid, bewust en met aandacht om te gaan met elkaar en de wereld waarin zij leven.
Vanaf de oprichting van ons kindercentrum in 1997 is de overkoepelende kernvraag voor ons: “Hoe word je wie je bent, hoe ontwikkel je je tot evenwichtig mens en kun je van betekenis zijn in de wereld waarin wij leven”? Met deze kernvraag in ons bewustzijn, bieden wij iedere dag liefdevolle opvang aan de kinderen die ons worden toevertrouwd.
Opvang bij Panta Rhei en Panta Paideia voelt als een tweede thuis, waar kinderen rust en ontspanning vinden. Zo kunnen ze zich spelenderwijs ontwikkelen tot evenwichtige mensen die van betekenis zijn in de wereld waarin zij leven. Met alles wat we in ons hebben aan liefde, passie, kennis en levensvreugde helpen wij kinderen hun eigen authentieke levenspad te vinden. Hierbij laten we ons inspireren door de antroposofie.
Ons pedagogisch handelen - vanuit de visie van de antroposofie - wordt in dit beleidsplan toegelicht. Verschillende aspecten zijn sterk met elkaar verweven en komen daarom op meerdere plaatsen in dit plan terug. Dit pedagogisch beleidsplan geeft de overkoepelende visie van onze organisatie weer. De praktische uitwerking van dit beleid is verwerkt in kwaliteitskaarten met praktische richtlijnen voor onze professionals.
Wij laten ons inspireren door de antroposofie die is ontwikkeld door Rudolf Steiner (1861-1925). Op basis van zijn ideeën is een pedagogie ontwikkeld. Deze pedagogie wordt door Loïs Eijgenraam uitgelegd in haar boek “de vrije kleuterklas” (2016;) in het bijzonder de meer algemene hoofdstukken 1 en 2). Wij maken graag gebruik van haar praktische en duidelijke uitleg over het werken met kinderen vanuit de antroposofie. Deze pedagogie passen wij toe bij alle kinderen die bij ons komen, dus van 0 tot einde basisschoolleeftijd.
Vanuit deze pedagogie kijken wij naar de kinderen die aan ons worden toevertrouwd met dezelfde vraag die leerkrachten van de vrijescholen zichzelf stellen: “Wie ben jij? En hoe kan ik je helpen te worden wie je bent?”
Kinderen van 0-7 jaar moeten nog thuiskomen in hun lijf. Zij leren hoe hun lichaam werkt en bouwen aan zichzelf. Hierbij hebben zij niet alleen het voorbeeld maar ook de energie en etherkracht (levenskracht) van hun opvoeders – zowel ouders als pedagogisch professionals en leerkrachten – bij nodig. Zij zeggen als het ware: “Geef mij een beetje rust, liefde, aandacht, gewoonte, ritme, vitaliteit en levenskracht, want daar groei ik van omdat ik het zelf nog te weinig heb.” (Eijgenraam 2016, p14). Wij spreken kinderen tot 7 jaar niet aan vanuit het denken, maar vanuit verbeelding, met ruimte voor eigen ervaring die in het fysieke en emotionele lichaam kan worden opgeslagen. Zo kan een kind vanuit zichzelf de ontmoeting met de wereld aan.
Rond het 7e jaar, wanneer kinderen naar de eerste klas of groep 3 gaan, ontwaakt het denken en ontwikkelen kinderen zich verder op een heel nieuwe manier. Kinderen krijgen dan wezenlijk andere behoeften en zoeken nieuwe manieren om zich met ons te verbinden. Onze pedagogisch professionals spelen in op deze behoeftes door samen met kinderen te kijken wat zij nodig hebben en welke vrijheden zij daarbij kunnen krijgen. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar leeftijd, maar ook naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van ieder kind zelf op dat moment.
Het dagritme is de basis voor elke dag op de groepen. Iedere dag verloopt volgens hetzelfde vaste en voorspelbare ritme. In het dagritme wisselen momenten van activiteit zich af met momenten van rust. Dit wordt ons ingegeven door de antroposofie. Er zijn momenten van inademing waarin we samen eten en tot rust komen, en momenten van uitademing waarin uitbundig gespeeld en daarna ook opgeruimd wordt. Zo krijgen kinderen de kans om hun ervaringen van de dag op vaste momenten te verteren en weer ruimte te maken voor nieuwe indrukken (Eijgenraam, 2016).
Door herhaling ontstaat herkenning. Het vaste dagritme geeft houvast, zekerheid, vertrouwen en emotionele veiligheid. Door herhaling van dagelijkse handelingen ondersteund door vaste liedjes die we zingen of spreuken die we zeggen, ontstaan gewoontes die een hulpmiddel zijn voor ieder kind.
Ook in een week, een maand en een jaar vind je een ritme terug. Een ritme van naar de opvang gaan en thuis zijn. Een ritme van het beleven van de seizoenen. Door het vieren van jaarfeesten ervaren de kinderen het leven op aarde en leren ze het ritme kennen van onze natuurlijke omgeving. Het helpt de kiem van dankbaarheid en eerbied in kinderen te laten groeien.
De pedagogisch professionals zijn voor de kinderen betrouwbaar doordat zij voorspelbaar zijn. In hun handelen geven de professionals het goede voorbeeld. Zij leven het leven als het ware voor, zodat kinderen het kunnen nabootsen. Juist de voorspelbaarheid van de dag en professionals geeft ruimte: omdat een kind weet wat er gaat gebeuren, kan het zichzelf onderdompelen in vrij spel.
Voorspelbaarheid vinden wij een belangrijke voorwaarde voor kwalitatief hoogwaardige kinderopvang. Voor ons betekent dit dat de situatie voor de kinderen op de groep duidelijk, herkenbaar en vertrouwd is. De kinderen zijn goed bekend en vertrouwd met de vaste pedagogisch professionals en de andere kinderen in hun vaste groep. Ze kunnen voorspellen wie ze tegenkomen en kunnen zich daarop verheugen. Een voorspelbare omgeving geeft veiligheid om tot ontwikkeling te komen.
Wij bewaken de voorspelbaarheid van de groepen door de service voor ruil- en extra dagen gelimiteerd aan te bieden. Zo borgen we een stabiele groepssamenstelling.
Per kind kan per kalendermaand maximaal één reguliere opvangdag geruild worden. Ruil- of extra dagen kunnen worden aangevraagd via het ouderportaal Konnect. Daar zijn de voorwaarden omtrent ruilen en extra dagen ook terug te vinden.
In bepaalde situaties kan het voorkomen dat wij genoodzaakt zijn om alle ruilmogelijkheden stop te zetten om ervoor te zorgen dat al onze groepen open kunnen blijven.
Zoals mensen in- en uitademen, zo ademt ook de aarde. Ieder jaar kan gezien worden als een in- en uitademing van onze planeet. Wij volgen het ritme van de aarde en vieren jaarfeesten en de seizoenen samen met de kinderen. In bijlage 1 is meer te lezen over de jaarfeesten.
Het volgen van het jaarritme geeft structuur en houvast in de tijd en in deze wereld. We weten wat er komen gaat en kunnen ons voorbereiden en verheugen. Ieder jaar brengen de thema’s van de terugkerende jaarfeesten ons dichter bij onszelf en wie wij willen zijn. Dit leven we voor aan de kinderen en verwerken we in de verhalen die we voorlezen of vertellen. De thema’s die horen bij de jaarfeesten komen ook terug in de activiteiten die we doen met de kinderen.
Wij zijn van mening dat kinderen het best groeien op een plek die voelt als vertrouwd en huiselijk. Met die gedachte zijn onze ruimtes ingericht. Iedere groepsruimte heeft speelhoeken die geborgenheid bieden en uitnodigen tot verschillende soorten spel. Dit geeft veiligheid en structuur. Naarmate de kinderen ouder worden, zijn er meer plekken waar zij zelfstandig kunnen spelen.
De rustige slaapkamers op de dagopvang hebben stapelbedden van hout, de kinderen slapen onder biologische katoenen lakens en wollen dekens. Daarnaast hebben wij buitenbedjes waarin kinderen in principe het hele jaar door veilig kunnen slapen. Bij het (buiten) slapen laten onze pedagogisch professionals zich leiden door onze kwaliteitskaart veilig slapen.
Op elke groep eten de kinderen dagelijks groente en fruit. Regelmatig wordt op de dagopvang soep gekookt van groenten. Bij sommige jaarfeesten hoort een bepaald soort eten, dit wordt samen met de kinderen bereid. Huiselijke geuren van gebakken brood, gestoomde groente, soep of appelmoes vullen dan de groepen.
Wij zijn erg trots op het keurmerk Groene Kinderopvang dat onze vestiging Panta Rhei heeft mogen ontvangen van Stichting Groen Cement. Dit keurmerk laat zien dat natuurbeleving voor ons meer is dan visie alleen en dat wij dit samen met de kinderen structureel in de praktijk kunnen brengen. Wij werken ieder jaar hard om dit keurmerk opnieuw te verdienen.
Buiten spelen en de seizoenen beleven in de natuur horen bij de kern van onze visie. Kinderen die veel buiten zijn, groeien op tot kinderen die zichzelf kennen en hun evenwicht kunnen vinden in de wereld. Buiten zijn, spelen en leven gebeurt bij ons daarom elke dag bij alle groepen. Buiten eten doen we in alle seizoenen. Wat kinderen eten, is biologisch en soms uit onze eigen moestuin, die we samen met de kinderen verzorgen.
Naast dat we veel naar buiten gaan, nemen we de natuur ook mee naar binnen. We verzamelen mooie bladeren en kastanjes voor op de jaartafels. We maken natuurmobiles voor op de groepen met materiaal van het seizoen, om ons ook binnen te herinneren aan wat zich buiten afspeelt. Ook gebruiken we natuurlijke materialen voor activiteiten en spel.
Onze tuinen zijn ruime, groene speelplaatsen direct grenzend aan het kindercentrum. Er zijn tuinen voor de dagopvang en voor de bso, zodat de kinderen met hun leeftijdsgenoten kunnen spelen. De kinderen kunnen struinen en ontdekken. Er zijn zandbakken, schommels, een glijbaan, waterbanen en struiken om je in te verstoppen.
Bij beide vestigingen zijn moestuinen die samen met de kinderen verzorgd worden. Zo leren kinderen het ritme van zaaien, groeien en oogsten en het werk dat hiervoor gedaan moet worden. Het groen buiten onze tuinen wordt gedeeld met anderen. Dit zijn grote grasvelden, en bij Panta Rhei een groot stuk bos waar onze kinderen naar hartenlust spelen.
Loïs Eijgenraam (2016) heeft een duidelijke vertaling gemaakt van de pedagogische principes die de internationale vereniging voor Waldorf (IASWECE) onderwijs heeft geformuleerd.
De grondhouding die onze professionals voorleven kan eenvoudig worden samengevat in het eerste principe: “Liefdevolle interesse hebben voor ieder kind”. Met aandacht en zorg doen onze pedagogisch professionals hun werk en staan zij in contact met de kinderen. Kinderen mogen van ons verwachten dat zij de aandacht krijgen die zij nodig hebben en dat zij gezien worden als persoon en mens. Zo creëren we samen een veilige en vertrouwde omgeving.
Wij leven het leven voor zodat de kinderen het kunnen nabootsen en navolgen. Onze professionals zijn zich ervan bewust dat kinderen doen wat je doet en niet wat je zegt. In hun contact met kinderen laten zij zien hoe je met respect en openheid met elkaar omgaat. Zo brengen zij waarden en normen over.
Professionals vertellen aan kinderen wat ze doen en leggen uit waarom ze dat doen. Dit doen we niet alleen op de bso, maar juist ook op de dagopvang. Hoe ouder een kind is, hoe meer kinderen zelf gesprekken initiëren over vragen die zij hebben. Met elkaar creëren we een omgeving van dankbaarheid, respect en zorg voor elkaar en de omgeving.
Omdat wij het belangrijk vinden om de “gezonde ontwikkeling van de verbeelding en de creativiteit te bevorderen” (Eijgenraam, 2016, p20) vertellen onze pedagogisch professionals verhalen, zingen zij liedjes en spreken of zingen ze voor een maaltijd gezamenlijk een spreuk. Daarnaast vinden wij het belangrijk dat kinderen aandacht krijgen voor ‘betekenisvol werk’, daarom koken en bakken we samen met kinderen, verzorgen we moestuinen en mogen kinderen meehelpen in het huishouden.
Wij werken met een mix van gediplomeerde pedagogisch professionals en beroepskrachten in opleiding. De begeleiding van een groep kan daarom bestaan uit ervaren professionals of een ervaren professional met een beroepskracht in opleiding. Afhankelijk van de opleidingsfase en ervaring van de beroepskracht in opleiding wordt bepaald hoe zij formatief ingezet wordt. Alle beroepskrachten in opleiding worden begeleid door de praktijkopleider, vaak in samenwerking met een werkbegeleider op de groep. Onze pedagogisch coaches ondersteunen de pedagogisch professionals in het verder ontwikkelen van hun pedagogisch handelen.
Wij nemen graag pedagogisch professionals aan die ook andere expertise in huis hebben. Bijvoorbeeld ervaring als kunstenaar, muzikant, in scouting of met sport. Zo kunnen wij een grote variatie aan activiteiten aanbieden aan de kinderen. Dit helpt kinderen zich te ontwikkelen tot vrije en evenwichtige mensen.
Ieder kind komt op deze aarde met een eigen unieke vraag of doel. Het is aan ons om kinderen te helpen om te worden wie ze zijn. Vanuit liefdevolle interesse in kinderen, volgen en ondersteunen wij ieder kind in het eigen ontwikkelingstempo. Zo krijgt ieder kind aangeboden waar het aan toe is. Kinderen willen gezien worden in al hun eigenheid. Zij hebben het nodig om ruimte te krijgen voor het uitvinden van hun interesses en passies.
Wij bieden verantwoorde kinderopvang. Dit betekent concreet dat we in ons dagelijkse werk zorgen dat onze pedagogisch professionals in contact met de kinderen oog hebben voor de vier wetenschappelijk gefundeerde doelen die door Marianne Riksen-Walraven (pedagoog) zijn geformuleerd en die in de Wet Kinderopvang zijn opgenomen. Het gaat hierbij over het bieden van emotionele veiligheid, het ontwikkelen van persoonlijke competenties, het ontwikkelen van sociale competenties en het kennismaken met de normen en waarden in onze maatschappij.
De ontwikkeling van jonge kinderen verloopt via de zintuigen. Hierbij bedoelen wij de twaalf zintuigen waar de antroposofie vanuit gaat. Deze zintuigen sturen de ontwikkeling van kinderen in drie fases van zeven jaar. In iedere fase oefenen kinderen met vaardigheden die ontstaan vanuit de zintuigen.
Lichaamsgerichte zintuigen | Omgevingsgerichte zintuigen | Geestgerichte zintuigen |
Tastzin Levenszin Bewegingszin Evenwichtszin | Reukzin Smaakzin Gezichtszin Temperatuurzin | Gehoorzin Spraakzin Voorstellingszin Ik - zin |
Door het ontwikkelen van de zintuigen leren kinderen zichzelf kennen in contact met de wereld. Als eerste ervaren baby’s waar hun lichaam eindigt en waar de wereld begint: tastzin. Zo kunnen zij in hun lijfje komen en door middel van de andere zintuigen leren hun eigen lichaam aan te voelen – levenszin – en in beweging te komen – bewegingszin.
Het ontwikkelen van de zintuigen op fysiek vlak, vormt de basis voor de toekomst. Voor dreumesen gaat de evenwichtszin over het ontwikkelen van fysiek evenwicht. Zij leren staan, lopen, springen en rennen. Dit vormt de basis voor later, wanneer kinderen volwassen worden en hun eigen evenwicht leren zoeken in het leven.
Voor kinderen die naar school gaan is het ervaren van temperatuur belangrijk. Dit gaat over het aanvoelen van je lijf: heb ik het warm of koud? En daarbij de juiste kleding leren kiezen. Maar ook ergens warm voor lopen, enthousiast worden en thuis komen met verhalen en gloeiende wangen. Het ervaren van geur is iets wat mensen dagelijks doen. Dit is verbonden aan de morele ontwikkeling: zit hier een luchtje aan? Tussen het 7e en 14e jaar ontwikkelen kinderen dit zintuig in contact met elkaar en de wereld om hen heen.
Onze pedagogisch professionals begeleiden kinderen in het - bewust - ervaren van zintuigprikkels. Elke dag brengen zij een balans aan tussen het ervaren en verwerken van prikkels. Door de zorgvuldig overdachte aankleding van onze ruimtes geven we kinderen een rustige omgeving die helpt bij het ervaren van evenwicht.
‘Echte’ ervaringen zijn belangrijk in het ontwikkelen van de zintuigen. Hiermee bedoelen wij momenten van contact tussen mensen en met materialen. Wij vinden het belangrijk dat kinderen de echte wereld leren kennen. Onze professionals maken zelf muziek, zingen liedjes en vertellen verhalen passend bij de ontwikkeling van kinderen. Het speelgoed waar de kinderen mee spelen is zoveel mogelijk van hout, wol, zijde en andere natuurlijk en duurzaam materiaal. Daarom hebben wij geen radio, televisie of computers.
In bijlage twee is meer informatie te lezen over de twaalf zintuigen.
In hun ontwikkeling nemen de meeste kinderen ongeveer dezelfde stappen, rondom dezelfde leeftijd en in dezelfde volgorde. Kinderen volgen hun eigen pad en maken een ontwikkelingsstap wanneer zij hier aan toe zijn. Een voorbeeld hiervan is dat wij kinderen die niet zelf kunnen gaan zitten, ook niet op hun billen zetten om te spelen.
Vanuit respect voor de eigenheid van ieder kind, begeleiden wij kindvolgend en afgestemd op de ontwikkelingsfasen die kinderen doormaken. Het is onze taak om vanuit empathie, op een sensitieve en responsieve manier, liefdevolle begrenzing en vertrouwen aan te bieden. Altijd gericht op het kind als individu. Het kind voelt zich gezien in zijn eigenheid, en daardoor veilig en geborgen.
Frustratie is een belangrijk onderdeel van ontwikkeling: kinderen proberen iets te doen wat ze nog niet kunnen en lopen tegen hun eigen grenzen aan. Door frustratie realiseren kinderen zich dat zij iets nog niet kunnen en worden uitgedaagd te oefenen. Ruimte geven aan frustratie geeft kinderen ruimte om wilskracht te ontwikkelen.
Onze pedagogisch professionals herkennen frustratie bij kinderen en begeleiden kinderen in het ervaren en overkomen van deze frustratie. Vanuit het mentorschap kunnen professionals ouders adviseren over het omgaan met frustratie die ontwikkeling met zich meebrengt. Als een bepaalde ontwikkeling sneller gaat dan verwacht of juist wat langer uitblijft, bekijken professionals dit vanuit het hele beeld van het kind. Klopt het met hoe het kind verder in elkaar steekt? Past het in de lijn die het kind volgt of wijkt het af? Speelt er iets bij een kind dat de ontwikkeling beïnvloedt?
De pedagogisch professional, die de mentor is van het betreffende kind, zal het gesprek aangaan met ouders over de waargenomen ontwikkeling. In deze gesprekken wordt benadrukt dat ieder kind een eigen tempo volgt en op zijn eigen manier ontwikkelt.
Alle kinderen krijgen een mentor toegewezen. Wie dit is, is te allen tijde terug te zien in het ouderportaal Konnect. In bijna alle gevallen is de mentor de pedagogisch professional die aanwezig is op de meeste dagen dat een kind bij ons komt spelen. Ouders maken kennis met de mentor van hun kind tijdens het intakegesprek dat plaatsvindt voordat de opvang van start gaat.
De mentor is het eerste aanspreekpunt voor de ouders van een kind als zij vragen hebben over de opvang, de groep of de ontwikkeling van hun kind. Zij kunnen bij de mentor terecht voor informatie en advies.
De mentor observeert de kinderen waar zij de mentor van is, zij houdt hun ontwikkeling in de gaten en onderhoudt contact met hun ouders. De mentor zal hierbij ook ongevraagd informatie en advies geven.
Het motto van alle vrije scholen is: worden wie je bent. Als antroposofisch kindercentrum volgen wij deze opdracht ook. Wij zien ieder kind als uniek en wij mogen kinderen helpen hun pad te vinden in het leven. Gezien en gehoord worden zijn essentieel in het ervaren van een veilige basis die weer nodig is om tot ontwikkeling te komen.
Doordat wij kinderen een voorspelbare dag geven aan de hand van ons vaste dagritme, hebben kinderen mentale ruimte om zichzelf te leren kennen. Voorspelbaarheid geeft veiligheid, veiligheid geeft rust en rust geeft ruimte voor ontwikkeling. Hoe ouder kinderen zijn, hoe meer ruimte zij krijgen om eigen keuzes te maken. Zowel op eigen initiatief als in georganiseerde activiteiten mogen kinderen experimenteren en oefenen met persoonlijke competenties.
Het is een van onze kernwaarden dat wij kinderen veel ruimte geven voor Vrij Spel. Het belangrijkste kenmerk van vrij spel is dat het van binnenuit komt. Kinderen volgen hun eigen nieuwsgierigheid en leren zo over sociale contacten en hoe mensen met elkaar omgaan. Daarnaast geeft vrij spel kinderen ruimte om hun lijf en de fysieke wereld te leren kennen.
In (vrij) spel ontwikkelen kinderen hun wereldbeeld en leren zij zichzelf en elkaar kennen. Binnen de antroposofie wordt gezegd: “spelen is het werken van kinderen”. Het is belangrijk dat wij als volwassenen zien en erkennen hoe groot het belang is voor kinderen om te spelen en daarin de ruimte te krijgen om eigen keuzes te maken. Spel is de veilige ruimte om te experimenteren, fouten te maken, te leren en opgedane prikkels op een gezonde manier te verwerken.
Vrij spel nodigt uit tot ontmoeting, tot samenwerken, tot samen spelen. Hierin komen kinderen zichzelf en elkaar tegen en leren zij grenzen uitproberen; de ander wil dit en ik wil dat. De pedagogisch professionals zijn een veilig baken van waaruit kinderen durven te verkennen, durven te spelen en zich sociaal kunnen ontplooien. Een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van sociale competenties is dat kinderen zich veilig genoeg voelen om te ‘experimenteren’. Door sensitief[1] en responsief te handelen zorgen we voor die veiligheid. Daarnaast laten we kinderen zelf zoveel mogelijk hun eigen ontdekkingen doen. Daarbij gaan we uit van de eigenheid van een kind; alles ontwikkelt zich op zijn eigen tijd.
Onze pedagogisch professionals zijn zich bewust van hun gedrag. Ook waar het om relaties met anderen gaat, willen wij het juiste voorleven. We zien toe op het gedrag van kinderen onderling. Bij conflicten observeren we kinderen en laten we hen eerst zelf naar een oplossing zoeken. Wanneer nodig helpen we ze daarbij.
Het buitenleven en natuurbeleving nemen een belangrijke plaats in binnen ons dagritme. Wij zijn ervan overtuigd dat de meeste kinderen zich ‘van nature’ prettig voelen wanneer zij buiten zijn. Van baby af aan gaan alle kinderen mee naar buiten om de natuur te beleven. Buiten kunnen kinderen ontladen van opgedane prikkels en ervaringen. Alle kinderen spelen zoveel mogelijk buiten en in ieder seizoen wordt er buiten gegeten met de kinderen.
Zowel op Panta Rhei als op Panta Paideia is bij de bso een groep kinderen die met elkaar de middag buiten beleeft. Het uitgangspunt is dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd, maar onafhankelijk van de weersomstandigheden, elke dag lekker naar buiten kunnen. Slecht weer bestaat niet vinden wij, minder geschikte kleding om weersomstandigheden te lijf te gaan wel. Kinderen hebben buitenlucht en bewegingsvrijheid nodig. Buiten spelen betekent ruimte om energie kwijt te raken en moe en vuil terug te komen.
Goede buitenkleding is belangrijk. Kinderen hebben een goede jas nodig die hen droog en warm houdt en bij intensief buiten spelen kan een buitenbroek of pak een uitkomst zijn, zeker bij de jongste kinderen. Goede laarzen in lente en zomer en warme laarzen in de herfst en winter zijn essentieel. Onze pedagogisch professionals denken graag mee over geschikte buitenkleding.
Wanneer een kind ziek is, kan het de opvang niet bezoeken. Dit is in het belang van het kind zelf: thuis zijn helpt om goed beter te worden. Het is ook in het belang van andere in de groep aanwezige kinderen en pedagogisch professionals.
Een kind is ziek als de pedagogisch professional ziet dat het kind zich niet lekker voelt en daardoor (voor langere tijd gedurende de dag) 1 op 1 aandacht nodig heeft. Dit kunnen wij door het groepsgebonden karakter van kinderopvang niet bieden; het gaat ten koste van tijd en aandacht voor de andere kinderen in de groep. Wanneer een kind alleen koorts heeft en geen andere ziekteverschijnselen mag het naar de opvang komen, tenzij de richtlijnen van de GGD anders uitwijzen.
Als er sprake is van een besmettelijke ziekte, dan volgen wij de richtlijnen van de GGD. Deze zijn ook terug te vinden in de app van de GGD: KIDDI.
Als een kind ziek wordt tijdens een dag bij ons, neemt de pedagogisch professional van de groep contact op met de ouders. Het is daarom van groot belang dat ouders goed bereikbaar zijn en dat zij eventuele wijzigingen in adres en telefoongegevens direct doorgeven via Konnect. Het is ook belangrijk dat ouders noodnummers doorgeven van andere personen (grootouders, buren, vaste oppas of andere vervangende verzorgers) voor het geval zij zelf niet in staat zijn om hun kind op te halen bij ziekte.
Jaarlijks volgen al onze pedagogisch professionals een (herhalings-) cursus kinder- EHBO.
Soms is het nodig dat een kind medicijnen toegediend krijgt gedurende het verblijf bij ons kindercentrum. Dat is een grote verantwoordelijkheid. Als een pedagogisch professional daarvoor de verantwoordelijkheid neemt, is ze hoofdelijk aansprakelijk voor de gevolgen van eventueel gemaakte fouten. Om te voorkomen dat een pedagogisch professional hiermee geconfronteerd wordt, hebben wij de volgende regels:
De leiding en onze pedagogisch professionals zijn niet aansprakelijk voor eventuele gevolgen van het toedienen van medicijnen als dit gebeurt op verzoek van de ouder. Ook het onverhoopt niet toedienen van een medicijn valt niet onder de verantwoordelijkheid van de leiding of pedagogisch professional.
Ons standpunt over bewust niet-gevaccineerde kinderen is als volgt: Wij hebben niet de expertise in huis om de kennis van het RIVM en de overheid in twijfel te trekken. Als de overheid als richtlijn stelt dat (bewust) niet-gevaccineerde kinderen opvang kunnen bezoeken, dan hebben wij geen grond om deze kinderen opvang te weigeren.
Wij hechten veel waarde en geven aandacht aan het overbrengen van waarden en normen. Pesten heeft daarom onze aandacht. De basishouding van onze professionals is nabootsingswaardig, dit is een houding waarin pesten niet als gewoon wordt gezien. We creëren samen een sfeer waarin ieder kind tot zijn recht komt en waarbij veiligheid, respect en geborgenheid voorop staan, zodat kinderen zich vertrouwd voelen om direct naar ons toe te komen met problemen en dingen waar ze tegenaan lopen. Samen houden de pedagogisch professionals het groepsproces scherp in de gaten. De eerste tekenen van plagen, uitsluiten en dergelijke worden snel gesignaleerd en besproken met de betrokken kinderen. Indien nodig hebben mentoren wekelijks een gesprek met kinderen om samen te evalueren hoe het die dag of week gegaan is.
Als een situatie zich voordoet waarin het gedrag van een kind gecorrigeerd moet worden, dan wordt het kind aangesproken op gedrag en niet op zijn of haar persoon. We proberen het motief achter het gedrag te zien, vanuit een zo compleet mogelijk beeld van het kind. Als werkelijk pesten wordt gesignaleerd, overleggen de pedagogisch professionals met elkaar en de Locatieleider welke actie wordt ondernomen. Ouders worden actief betrokken in dit proces.
De seksuele ontwikkeling maakt deel uit van de natuurlijke ontwikkeling van het kind. De ontwikkeling van seksualiteit betekent de ontwikkeling van het bewust worden van je lichaam en de daarbij behorende gevoelens. Het is belangrijk dat kinderen de gelegenheid krijgen om deze ontwikkeling zo goed mogelijk te kunnen doorlopen. We willen dat kinderen openheid voelen. Kinderen hoeven niet geconfronteerd te worden met volwassen taboes. Een open houding van ons als professionals is van groot belang.
We willen dat de kinderen van de buitenschoolse opvang de mogelijkheid krijgen om in openheid over seksualiteit te praten. Zo leren zij hun eigen gevoelens en grenzen en die van anderen te respecteren. Dat betekent dat zij elkaar niet uitlachen, anderen niet dwingen, manipuleren of elkaar opzettelijk pijn doen. Kinderen mogen de namen van geslachtsdelen benoemen. Kinderen leren wat wel en niet gepast is in bepaalde situaties.
We aanvaarden iedereen in zijn ontwikkeling met respect voor zijn autonomie, daarom gebruiken wij de volgende omgangsregels voor kinderen en pedagogisch professionals:
Elke dag ontvangen de pedagogisch professionals van Panta Rhei en Panta Paideia kinderen in de leeftijd van nul jaar tot einde basisschoolleeftijd. Dit doen we op twee vestigingen met in totaal vier locaties. Onze eerste vestiging is Panta Rhei in het Eemklooster. Panta Paideia, onze tweede vestiging, bewoont sinds 2014 hetzelfde gebouw als de Vrije School Amersfoort aan de Romeostraat. Panta Paideia bestaat uit 2 locaties: de buitenschoolse opvang (bso) en de dagopvang (do).
Dit hoofdstuk beschrijft de praktijk van opvang bij de dagopvang van Panta Paideia.
De aankleding en het kleurgebruik op vloeren en muren komen overeen met de school. De binnenruimtes zijn licht, ruimtelijk en rustig ingericht. De dagopvang heeft eigen ruimtes die zij de hele dag in gebruik hebben.
Aan de zijkant van de school is de kleutertuin, een groene tuin met boomstammen waar hangmatten aan opgehangen worden. ’s Ochtends spelen de peuters hier graag en ’s middags is het plein voor de bso. Hieraan grenzend is onze dagopvangtuin te vinden. Hier spelen de baby’s en peuters tussen de bloemen. Vaak eten de peuters in de tuin.
In de overeenkomst tussen de ouder en Panta Rhei of Panta Paideia is opgenomen dat kinderen op een andere locatie kunnen worden opgevangen dan hun vaste locatie, bijvoorbeeld bij DO Panta Rhei in plaats van DO Panta Paideia. Omdat wij het belangrijk vinden dat kinderen opgevangen worden in een omgeving die voor hen bekend en veilig is zullen wij niet snel gebruik maken van deze mogelijkheid.
Wij kunnen locatieoverstijgend opvangen inzetten om een grote activiteit te organiseren voor kinderen van Panta Rhei en Panta Paideia, waarbij opvang op een andere locatie noodzakelijk is. Dit soort activiteiten worden ruim van tevoren gepland en bekend gemaakt aan ouders. Het gaat hierbij om activiteiten die de kunstzinnige expressie van kinderen bevorderen.
Baby’s komen op aarde met een enorme wil om te leven. Zij zijn volkomen open naar hun omgeving en vol vertrouwen in de mensen om hen heen. Wij laten kinderen zelf zoveel mogelijk hun eigen ontdekkingen doen en zijn kindvolgend. Het is belangrijk het unieke ontwikkelingstempo van kinderen te respecteren, natuurlijk binnen de grenzen van wat gezond is. We laten kinderen vanuit hun eigen wil in beweging komen.
Peuters zeggen voor het eerst “ik” en gaan hun eigen ruimte voelen en verkennen. Zij ontdekken de ruimte om zich heen, komen anderen tegen en lopen tegen grenzen aan. Dit betekent ook dat zij ontdekken dat de ander soms iets anders wil dan zijzelf. Wat is het fijn dat kinderen dan pedagogisch professionals om zich heen hebben, die hen begeleiden in dit proces en hen leren omgaan met de anderen die zij tegenkomen.
De ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar staat centraal op onze dagopvang. Het is voor kinderen goed om hun dagen in leeftijdsgroepen door te brengen. Dit blijkt uit onderzoek van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (2020). In leeftijdsgroepen liggen de speel- en ontwikkelbehoeften van kinderen dicht bij elkaar. Kinderen kijken naar elkaar, spelen naast elkaar en leren van elkaar. Bij de babygroepen is het rustig en spelen kinderen alleen of in kleine groepen, passend bij de ontwikkeling. Bij de peutergroepen hebben de peuters ruimte om te spelen, te bewegen en hun motorische vaardigheden verder te ontwikkelen.
Wij hebben daarom horizontale groepen: babygroepen voor kinderen van 0-2 jaar en peutergroepen voor kinderen van 2-4 jaar.
Wij werken met het vierogen principe. Dat betekent dat er altijd een andere volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met een pedagogisch professional. Dit is een wettelijke afspraak die is gemaakt om de veiligheid van kinderen op de dagopvang zoveel mogelijk te waarborgen.
Werken vanuit het vierogen principe is nooit helemaal alleen zijn. Professionals staan nauwelijks alleen op een groep, op alle slaapkamers staan babyfoons en er zijn altijd minimaal twee collega’s in het pand aanwezig die op ieder moment door een raam of deur naar binnen kunnen kijken op de groepen. Verder gaan we op de dagopvang altijd met twee professionals op stap, of met een professional en een andere volwassene.
Bij de babygroepen gebruiken wij gebarentaal om ons contact met de kinderen te verdiepen. Jonge kinderen kunnen eerder communiceren via gebaren dan dat zij kunnen praten. Door consequent gebaren te gebruiken, leren zij al vroeg dat er meer manieren zijn om zich verstaanbaar te maken, zo voorkomen we onnodige frustratie.
Jonge kinderen leren eerst de grenzen van hun lichaam kennen. Daarna komen kinderen elkaar tegen en moeten zij leren met elkaars grenzen om te gaan. Meestal leren zij dit op een natuurlijke manier. Soms duurt het wat langer voordat een kind doorheeft waar de grens van de ander is. Wij leren kinderen door middel van gebaren, en met taal, aan te geven dat een ander moet stoppen. Zo leren zij voordat zij kunnen spreken hun grenzen aan te geven.
Gebaren worden in onze gehele dagopvang gebruikt als ondersteuning bij liedjes, versjes en verhalen die gezongen en gespeeld worden. Kinderen doen deze gebaren vaak vol overgave mee, ook als zij (nog) niet mee zingen. Zo laten zij zien dat zij - eerst innerlijk en later ook uiterlijk – meebewegen met wat pedagogisch professionals voorleven.
Baby’s huilen om hun verzorgers iets duidelijk te maken. Huilen is communiceren. Wanneer een baby huilt dan maken onze pedagogisch professionals contact en kijken zij wat nodig is. Zij troosten en stellen gerust, zodat een baby leert dat zijn behoeften vervuld worden en hij niet alleen is. Zo leren baby’s dat ze veilig zijn. Dit gevoel van veiligheid hebben baby’s nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen.
Bij het slapen gaan huilen sommige baby’s. De mentor stemt met ouders af wat de slaapgewoonte van hun kindje is; sommige kinderen huilen even voordat zij in slaap vallen. Ieder kind wordt met liefde en aandacht in bed gelegd. Blijft een kindje toch verdrietig, dan gaat de pedagogisch professional na ongeveer 5 minuten weer naar de baby toe. Een eventueel speentje wordt weer gegeven, de knuffel dichtbij gelegd, de baby wordt gerustgesteld. Er wordt vooral ook gekeken of er niet iets anders aan de hand is en of het kindje nog veilig ligt. De baby krijgt weer ongeveer 5 minuten de tijd om in slaap te vallen. Huilt de baby dan nog steeds, dan wordt hij weer uit bed gehaald. Lang huilen kan voor het kind zelf en voor de andere kinderen op de groep belastend zijn. Op een later moment proberen de professionals het nog een keer.
Sommige baby’s huilen meer dan anderen en zijn moeilijk te troosten. Het kan zijn dat in deze gevallen iets aan de hand is. De mentor van een baby bespreekt dit met ouders en denkt mee over oplossingen en mogelijkheden. Ook de zorgcoördinator kan hier een rol in spelen.
Voor jonge kinderen is het belangrijk om overdag te slapen en uit te rusten. Dit doen zij in een eigen bedje in een van onze slaapkamers of in een buitenbedje. De oudste peuters rusten op de groepen na de lunch. Ieder kind wordt met aandacht omgekleed en naar bed gebracht.
Buiten slapen is gezond. Wij zien dat de meeste kinderen in een buitenbedje goed kunnen slapen en daarna heerlijk uitgerust weer wakker worden.
Bij ons kunnen de jongste baby’s (tot 6 maanden) die hier baat bij hebben, ingebakerd worden. Wij gebruiken hiervoor Pacco doeken omdat dit een veilige methode is. Wij bakeren kinderen alleen in, in overleg met ouders en nadat ouders toestemming hebben gegeven in Konnect.
Wij laten ons leiden door onze kwaliteitskaart veilig slapen waarin wij hebben beschreven waar veilig slapen bij Panta Rhei en Panta Paideia aan voldoet.
Het is belangrijk dat peuters goed voorbereid en met gelijke kansen aan de basisschool beginnen. Op onze peutergroepen werken we daarom met de methodiek Vroeg Veelzijdig Ervaren, ontwikkeld door BVS schooladvies (de Begeleidingsdienst voor Vrije Scholen). Alle pedagogisch professionals die vast werken op onze peutergroepen zijn of worden geschoold in deze methodiek.
Vroeg Veelzijdig Ervaren is een methodiek met als doel om ontwikkelings- of onderwijsachterstanden bij kinderen van ongeveer 2 tot 7 jaar te verminderen. Doorlopend wordt met een thema gewerkt dat iedere keer 6 weken duurt. De methodiek ondersteunt professionals bij het bieden van uitdaging voor peuters op alle gebieden en brengt antroposofische verdieping aan op de groepen. Het programma van de methodiek is beschreven vanuit een antroposofisch mensbeeld en opgebouwd rondom zeven pijlers:
De eerste zeven jaar van een mensenleven staan in het teken van de opbouw van een gezond lichaam in samenhang met de ontwikkeling van het wilsleven van een kind. Kinderen leren lopen, spreken, denken, hun lichaam beheersen en oefenen grote en kleine motoriek. Vroeg Veelzijdig Ervaren besteedt aan al deze facetten aandacht. Hierbij ligt de nadruk op zintuiglijke ervaringen, ritme, herhaling en geborgenheid.
Iedere ochtend op de peutergroep begint met het tafelspel. Dit wordt uitgespeeld met figuren die ook als spelmateriaal of als figuranten op de jaartafel gebruikt worden. Drie weken achter elkaar wordt hetzelfde tafelspel gespeeld. Het vertellen van een tijdloos verhaal is de ingang naar de beeldenwereld. Vanuit die wereld worden nieuwe woorden en concepten aangeboden aan de peuters. Binnen ieder thema staan woorden centraal, die peuters aangereikt krijgen vanuit het verhaal en de liedjes en bewegingen die daarbij horen.
Aan elke peuter wordt ook het nabootsspel aangeboden. In een kistje of mandje zit een vereenvoudigde versie van het tafelspel waarmee kinderen zelf het tafelspel kunnen naspelen en daarop kunnen voortbouwen met hun eigen spel.
Deze antroposofische methodiek brengt een verdieping in het dagelijkse ritme van de peutergroepen. Het vertellen van verhalen geeft inspiratie. Het samen zingen van liedjes brengt muziek, melodie en ritme in de dag. Door beweging internaliseren kinderen de verhalen en worden ze gevoed op zielsniveau. Vroeg Veelzijdig Ervaren verbindt deze losse elementen met elkaar brengt samenhang in dagen, weken en jaren.
Bij de dagopvang van Panta Paideia worden kinderen opgevangen in stamgroepen. Wij kiezen bewust om kinderen op te vangen in horizontale leeftijdsgroepen. Op deze manier kunnen wij opvang en begeleiding bieden die specifiek past bij de ontwikkeling en de vraag van ieder kind. De stamgroepen bieden jonge kinderen emotionele veiligheid en geven rust. De dagopvang is ingedeeld in twee leeftijdsgroepen: baby’s (0-2 jaar) en peuters (2-4 jaar).
Panta Paideia heeft één babygroep: de Tovertuin waar dagelijks 8 kinderen spelen en één peutergroep: de Toverfluit waar maximaal 16 kinderen worden opgevangen.
Kinderen worden opgevangen in één vaste stamgroep, waar zij aansluiting en houvast vinden. Iedere stamgroep heeft een eigen stamgroepsruimte waar de kinderen worden opgevangen door pedagogisch professionals die aan de groep zijn verbonden. Elke groepsruimte is afgestemd op de leeftijd van de kinderen en het aantal kinderen in de groep. Onze ruimtes hebben een warme, huiselijke uitstraling en zijn ingericht voor zowel spelen als rusten. Zonder veel te veranderen kan een speelruimte anders worden ingericht zodat kinderen opnieuw uitgedaagd worden. De rust en vaste inrichting van de groep, maken de omgeving veilig en vertrouwd voor de kinderen. Kinderen delen tafelmomenten en speelmomenten op de groep. Ieder kind weet zich gezien en gekend in zijn stamgroep.
In principe wordt ieder kind op de opvangdag opgevangen in de eigen stamgroep. Bij een lagere kind bezetting of aan het begin en einde van de dag, kan het voorkomen dat groepen samengevoegd worden of dat een kind een dag bij de andere groep mag spelen. Voor deze gevallen heeft ieder kind naast de vaste stamgroep een tweede stamgroep. In Konnect geven ouders toestemming voor de opvang in een tweede stamgroep. Welke groep de tweede stamgroep is, wordt in de welkomstinformatie aan ouders gecommuniceerd en staat hieronder beschreven. Wanneer groepen samengevoegd worden, wordt dit altijd via een bericht in Konnect aan ouders gemeld. Voor kinderen zijn de professionals van de tweede stamgroep ook bekend, zodat ieder kind zich veilig en vertrouwd weet, ook al is de omgeving misschien anders. Kinderen maken gebruik van ten hoogste 2 stamgroepruimtes.
Groep | Stamgroep 1 | Stamgroep 2 |
Tovertuin | Tovertuin | Toverfluit |
Toverfluit | Toverfluit | Tovertuin |
De Toverfluit sluit om 18:00. Vanaf dan tot sluiting, spelen de peuters bij de Tovertuin.
De meeste activiteiten die de baby’s en peuters buiten hun groep doen, spelen zich buiten af. Buiten spelen ze op het plein of gaan ze naar het veld of het bos. Het kan ook gebeuren dat een activiteit plaatsvindt in een andere groepsruimte. Bij een activiteit verlaat het kind wel de ruimte, maar niet de stamgroep en na het afronden van de activiteit komt het weer terug in de vaste stamgroepruimte. De enige activiteit waarbij kinderen de stamgroep verlaten is het wennen in een nieuwe groep.
Wanneer kinderen 2 jaar worden, gaan ze over van hun vertrouwde babygroep naar de peutergroep. In de 3 weken voor hun verjaardag, mogen kinderen een aantal momenten wennen op de nieuwe groep. Wennen maakt de overgang naar de nieuwe groep zacht en geleidelijk. Bij de start in de nieuwe groep voelen kinderen zich al bekend met de omgeving, de kinderen en de pedagogisch professionals. Bij het wennen maken zij immers kennis met hun nieuwe mentor en stamgroep. De eerste keer dat een kind gaat wennen, gaat een vaste professional van de oude groep mee. Het wennen verloopt bij ieder kind volgens hetzelfde patroon, waarbij aandacht is voor wat ieder individueel kind nodig heeft. Het wennen van baby- naar peutergroep is een belangrijke activiteit. Het kind telt in de oude stamgroep mee voor de beroepskracht-kind-ratio (BKR). Op de nieuwe groep mag tijdens de activiteit wennen de BKR worden overschreden.
Tussen de oude en de nieuwe mentor vindt een overdracht plaats. Het observatieverslag dat voor de verjaardag geschreven is, wordt gedeeld met de nieuwe mentor. Daarnaast is er ook een mondelinge overdracht tussen de mentoren. Rond dezelfde tijd vindt met ouders het jaarlijkse mentorgesprek plaats.
Nieuw op de groep
Kinderen die nieuw binnenkomen, maken op een andere manier kennis met de opvang omdat wennen zonder plaatsingsovereenkomst (het contract) niet mogelijk is. Zij kunnen voor die tijd al kennismaken met Panta Paideia op de volgende momenten:
Het is ook mogelijk om in het kennismakingsgesprek af te spreken dat het kind begint met 1 of een aantal kortere dagen opvang, zodat het kan wennen aan de professionals en de groep. Dit kan starten wanneer de plaatsingsovereenkomst is ingegaan.
Van peuter naar kleuter
Let op: Voor de bso moeten kinderen apart worden aangemeld via onze website!
Wanneer een kind 4 jaar wordt, gaat het naar school. Vanaf dat moment mag het kind ook naar de bso komen. De dagopvang en bso zitten dicht bij elkaar, maar zijn twee verschillende locaties. Dat betekent dat alle kinderen die bij de bso worden aangemeld, worden gezien als ‘nieuwe kinderen’.
Het aantal kinderen en professionals bij de groepen, wordt wettelijk bepaald door de leeftijd van de kinderen en de beroepskracht-kind ratio, oftewel de BKR. Wij werken met babygroepen waar elke dag 2 pedagogisch professionals werken. Bij deze groepen komen dan, afhankelijk van hun leeftijd, op een dag 8 kinderen in de leeftijd van 0-2 jaar spelen. Bij onze peutergroepen werken elke dag 2 pedagogisch professionals met maximaal 14 kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar. De leeftijd van de kinderen en het aantal m² bepalen het maximum aantal kinderen dat in de groep mag zijn. Deze regels zijn vastgelegd in de wet kinderopvang.
Omdat Panta Paideia dagelijks 11 aaneengesloten uren dagopvang biedt, mag bij de dagopvanggroepen gedurende maximaal drie uren per dag afgeweken worden van de BKR.
Aan het begin en einde van de dag wijken wij af van de BKR zodat de diensten van pedagogisch professionals elkaar overlappen. Deze momenten van de dag zijn rustiger, omdat niet alle kinderen er dan zijn. Bij de dagopvang werken professionals diensten van 9 uur. Wij vinden het belangrijk dat zij op tijd naar huis gaan om op te laden voor een nieuwe dag. De pedagogisch professionals bereiden deze momenten goed voor zodat zij de kinderen ook dan kunnen geven wat ze nodig hebben.
Na de lunch gaan de meeste kinderen slapen of rusten. Ook de pedagogisch professionals hebben dan pauze. Tijdens deze pauzes wijken wij af van de BKR. Zo kunnen zij allemaal, kinderen en pedagogisch professionals, met hernieuwde energie de middag in. Omdat het zo rustig is, is er voor de aanwezige pedagogisch professional ruimte om specifieke aandacht te geven aan de kinderen die op dat moment wél wakker zijn.
Bij de dagopvang is wennen de enige activiteit waarbij de BKR overschreden kan worden in kind aantallen.
Bij de groepen wordt dagelijks in Konnect bijgehouden hoe laat de kinderen worden gehaald en gebracht. Gedurende de momenten dat we afwijken van de BKR, is minimaal de helft van het aantal pedagogisch professionals van de groep aanwezig.
Per groep is de tijd waarin pauze gehouden wordt, ruim genomen zodat de zorg voor de kinderen voorop kan staan. Professionals hebben in principe een half uur pauze. Om zo min mogelijk af te wijken van de BKR starten de groepen gefaseerd op, zo zijn er voldoende professionals aanwezig bij de groep of binnen de locatie.
In onderstaande tabellen is per groep te lezen hoeveel pedagogisch professionals op een groep staan met hoeveel kinderen. De meest gangbare diensten van de groep zijn hier terug te vinden en in welke periode van de dag pauze gehouden wordt.
Tovertuin
Kinderen | BKR | Pedagogisch professionals | Gangbare diensten | Reguliere pauzetijden |
1-4 | 1:4 | 1 | 8:15-17:45 | Tussen 13:00 en 15:00, 30 min pauze per dienst. |
5-8 | 2:8 | 2 | 7:30-17:00 9:00-18:30 |
Toverfluit
Kinderen | BKR | Pedagogisch professionals | Gangbare diensten | Reguliere pauzetijden |
1-8 | 1:8 | 1 | 8:15-17:45 | Tussen 13:00 en 15:00, 30 min pauze per dienst. |
9-14 | 2:14 | 2 | 7:30-17:00 8:30-18:00 9:00-18:30 |
Ieder kind wordt bij ons structureel en planmatig gevolgd in de ontwikkeling. Op dagelijkse basis observeren de pedagogisch professionals van de groepen de kinderen op de groep. Deze dagelijkse observaties worden verwerkt in een dagverhaal over de groep dat naar alle ouders wordt gestuurd via Konnect. Daarnaast is er voor ieder kind een mondelinge overdracht bij het ophalen. Ook doen wij één keer per jaar een gedetailleerde observatie. Hiervoor maken wij gebruik van ons kindvolgsysteem in Konnect.
Alle kinderen die bij ons komen, worden doorlopend geobserveerd door hun mentor. Zij ziet waar kinderen zijn in hun ontwikkeling en bespreekt dit waar nodig met ouders. In Konnect vult de mentor regelmatig in wat zij ziet bij een kind: de ene maand oefent een kind kruipen, de maand erna trekt het zich op aan een stoel.
Bij de dagopvang gebruiken wij de leerlijnen die ontwikkeld zijn door Driestar. Deze zijn geïntegreerd in het Ouderportaal Konnect zodat de communicatie met ouders hierover volledig via Konnect kan verlopen. In het observatieformulier is de vertaalslag gemaakt naar de antroposofie door de ontwikkelgebieden in te delen naar hoofd (denken), hart (voelen) en handen (willen).
We hebben gekozen voor een combinatie van waarderen op ontwikkelingsgebied en in open tekstblokken vertellen over een kind. Zo doen we recht aan de individuele ontwikkeling en het eigen tempo van ieder kind, terwijl we inzicht hebben wanneer een kind voor of achter lijkt te lopen in de ontwikkeling. Onze professionals gaan in dat geval met ouders in gesprek om te kijken of hier een logische verklaring voor is, of adviseren ouders over het raadplegen van een arts. Door in de open tekstblokken te vertellen over een kind en hoe het op de groep is, geven wij ouders een inkijkje in het leven van hun kind op de opvang.
Een maand voor de verjaardag bundelt de mentor de observaties in een observatieverslag. Voor alle ontwikkelgebieden wordt gekeken waar het kind is ten opzichte van de gemiddelde leeftijdsgenoot. Hierbij is het normaal dat kinderen niet precies de gemiddelde lijn volgen. Het kan gerust voorkomen dat een kind wat voorloopt in het ene ontwikkelgebied en wat langzamer is in het andere. Pedagogisch professionals kunnen door hun ervaring goed uitleggen wanneer een afwijkende waarde binnen het gemiddelde valt of wanneer aandacht op een bepaald gebied nodig is.
Kinderen die twee of meer dagen komen, krijgen een volledig verslag met persoonlijke observaties op ieder ontwikkelgebied. Voor kinderen die één dag in de week komen, wordt alleen een kindbeeld geschreven en waardeert de mentor het kind op de ontwikkelgebieden. Dit is een kleiner verslag.
De mentor observeert haar mentorkinderen met regelmaat, zij houdt hun ontwikkeling in de gaten en onderhoudt contact met hun ouders. In ieder geval 1x per jaar wordt een mentorgesprek aan ouders aangeboden. Hierin wordt de ontwikkeling van het kind besproken en kan de mentor antwoord geven op vragen die ouders hebben. Ouders mogen ook vragen om een mentorgesprek wanneer zij hier behoefte aan hebben. Wanneer de mentor denkt dat het in het belang van het kind is om vaker met ouders te spreken, neemt zij hiertoe het initiatief. Eventueel vraagt de mentor de zorgcoördinator voor input of aanwezigheid bij het gesprek.
Als ouders geen mentorgesprek willen, dan laten zij via Konnect weten, hier vanaf te zien. Dit hebben wij nodig omdat we wettelijk verplicht zijn dit mentorgesprek aan te bieden, maar ouders niet verplicht zijn om dit af te nemen. Het gesprek mag gezien worden als een aanbod waar ouders gebruik van kunnen maken. Een mentorgesprek voeren wij het liefst op locatie met beide ouders.
Vaste professionals – bekende en vaste gezichten – op de groep maken dat kinderen zich vol vertrouwen door de groep kunnen bewegen en zich kunnen ontwikkelen in de wetenschap dat zij gekend worden door de professionals die er zijn.
Aan ieder kind van de dagopvang worden “vaste gezichten” toegewezen zoals in artikel 9.4 en 9.5 van de wet Kinderopvang is gesteld. Dit ziet er als volgt uit:
Leeftijd kind | Aantal professionals per dag per stamgroep | Aantal vaste gezichten |
0 | 2 | 2 |
0 | 3 | 3 |
1-3 | 2 | 3 |
1-3 | 3 | 4 |
Bij de start van de opvang krijgt ieder kind ”vaste gezichten” toegewezen, waarvan 1 de mentor is. Iedere dag dat het kind aanwezig is op de opvang, is in ieder geval een van de vaste gezichten een substantieel deel van de dag er ook. Niet iedere pedagogisch professional die vast op de groep werkt, kan voor de wet een “vast gezicht” voor een kind zijn. Het kan voorkomen dat een kind dat op 2 dagen komt, 4 verschillende vaste pedagogisch professionals ziet. Voor het kind zijn al deze 4 pedagogisch professionals vast, vertrouwd en bekend, toch zijn er voor de wet maar 2 (of 3) een “vast gezicht”.
In Konnect kunnen ouders het basisrooster van de groep van hun kinderen terugvinden. Daarin zien zij welke professionals vast aan de groep verbonden zijn en wie de vaste gezichten van hun kind zijn. Iedere dag staat op het whiteboard bij de ingang van de groepen welke professionals er op de groep aanwezig zijn.
Ook beroepskrachten in opleiding (BIO) die vast aan een groep verbonden zijn, kunnen een vast gezicht zijn voor kinderen. Deze BIO’s hebben in ieder geval hun eerste leerjaar afgerond en worden begeleid door de praktijkbegeleider buiten en een werkbegeleider op de groep. De werkbegeleider en praktijkbegeleider beslissen samen wanneer een BIO toe is aan deze verantwoordelijkheid.
Het kan voorkomen dat door verlof of verzuim een vast gezicht niet aanwezig kan zijn op de groep. Wij proberen deze situaties zoveel mogelijk te voorkomen. Dit kan echter niet altijd. Wanneer een pedagogisch professional verlof opneemt, overlegt zij dit altijd met haar vaste collega’s. Zo zorgen we dat er altijd 1 vaste professional per dag aanwezig is. Deze professional neemt dan de rol van vast gezicht van haar collega over. Bij overmacht door verzuim (ziekte) van deze vaste professional, doen wij ons best om een vaste invaller in te zetten die al bekend is bij de kinderen.
Bij voorzienbaar langdurig verlof of verzuim van een vast gezicht of een vaste professional streven we ernaar de betreffende professional te vervangen door een vaste collega of een inval-professional die tijdelijk de rol van vast gezicht en eventueel mentor over kan nemen. Wanneer deze professional langer dan 4 weken afwezig is, wordt haar rol als vast gezicht vervangen.
Om de emotionele veiligheid van kinderen te waarborgen en stabiliteit van de groep te behouden, werken onze pedagogisch professionals, ook de invallers, volgens het dagritme van de groep. Dit kan voor iedere groep net iets anders zijn. Al deze dagritmes staan beschreven in een aparte Kwaliteitskaart die voor de groep in te zien is in ons kwaliteitssysteem Kwibuss. Ook invallers hebben hier (op de groep) toegang toe.
Wanneer kinderen 4 jaar worden, stromen zij door vanuit onze dagopvang naar de basisschool en – wanneer ouders hen hebben ingeschreven – naar onze buitenschoolse opvang. Ouders kiezen zelf of zij het observatieverslag van hun kind willen delen met de basisschool. Wij versturen geen observatieverslagen naar scholen in verband met de privacygevoelige informatie die in deze verslagen staat. Om het voor ouders mogelijk te maken een verslag tijdig te delen, zorgen wij dat het verslag 1 maand voor de 4e verjaardag in Konnect gedeeld is met ouders.
In geval van zorg is het mogelijk om een warme overdracht te doen naar de basisschool van het kind, zodat de zorg een continu verloop heeft. Uiteraard alleen met toestemming van ouders.
Wanneer kinderen doorstromen naar de bso van Panta Rhei of Panta Paideia, krijgen de professionals van de nieuwe groep ook het observatieverslag. Dit doen wij niet bij doorstroom naar andere bso’s. Ouders kiezen zelf of zij het observatieverslag doorsturen.
Met de meeste kinderen gaat het goed. Zij ontwikkelen zich volgens verwachting en bouwen een stevige relatie op met de professionals op de groep. Soms loopt het echter anders. In die gevallen is ons kindercentrum een belangrijke plaats om signalen van kinderen op te vangen, in kaart te brengen en te bespreken met ouders.
Onze pedagogisch professionals observeren alle kinderen regelmatig. Wanneer zij het vermoeden hebben dat iets niet goed gaat, trekken zij aan de bel bij ouders en bij de zorgcoördinator. De meeste zorgen die wij signaleren komen regelmatig voor en zijn met een (advies voor) doorverwijzing of advies naar ouders al opgelost. Soms helpt het als er een mentorgesprek plaatsvindt.
Helaas gebeurt het ook dat wij signalen zien die wijzen op een meer ernstige situatie. Om deze signalen goed te interpreteren en netjes en integer te handelen naar zowel kind als ouders, zijn alle pedagogisch professionals geschoold in het werken met de Meldcode huiselijk geweld/ kindermishandeling. Wij gebruiken de meldcode app van de Rijksoverheid. Bij beide vestigingen werken Locatieleiders die ook aandachtsfunctionaris en zorgcoördinator zijn en professionals ondersteunen bij het omgaan met dit soort signalen.
De meldcode is niet alleen gericht op het signaleren van een onveilige thuissituatie (bijvoorbeeld met geweld of mishandeling), maar ook van grensoverschrijdend gedrag van professionals. Binnen de meldcode app kunnen hiervoor verschillende routes gevolgd worden. Onze professionals hebben een verklaring omtrent gedrag (VOG) en zijn gekoppeld in het “Personenregister Kinderopvang”. Iedereen die daar in staat wordt dagelijks gescreend door Justitie.
Wij vinden het belangrijk om bij signalen eerst na te vragen bij ouders, voordat wij een officieel gesprek met ouders aangaan. Het kan zijn dat een eenvoudige verklaring bestaat voor gedrag van een kind waardoor er geen reden is voor zorg.
Bij zorg is de mentor degene die contact opneemt met de ouders en hen uitnodigt voor een mentorgesprek. In de uitnodiging wordt toegelicht wat de reden is voor de uitnodiging en wordt het doel van het gesprek vermeld. Het gesprek vindt het liefst plaats met beide ouders aanwezig. Afhankelijk van het onderwerp van het gesprek en de toekomstige lijn die uitgezet moet worden, is de zorgcoördinator aanwezig bij het gesprek. Ieder zorgtraject wordt individueel ingezet en is gericht op een individueel kind. Tenzij anders afgesproken, is de mentor het aanspreekpunt voor ouders als het gaat om zorg. Zij betrekt haar team waar nodig bij dit traject. De zorgcoördinator zorgt dat het traject verloopt langs de uitgezette lijn.
Wij doen ons best om het contact met ouders zo goed mogelijk te houden. Wij zien ouders het liefst persoonlijk voor gesprekken en zijn voorzichtig met gevoelige persoonsgegevens van het hele gezin. Zorgverslagen versturen wij altijd versleuteld naar ouders via mail, het wachtwoord wordt via een ander medium (Konnect of mondeling) gedeeld.
Wij zijn een kindercentrum en richten ons in de basis op kinderen die een gezonde ontwikkelingslijn volgen. Wanneer wij signaleren dat zorg nodig is of iets de ontwikkeling van een kind in de weg lijkt te staan, zullen wij ouders altijd doorverwijzen naar professionals. Vanuit onze antroposofische visie kijken wij dan snel naar zorg met deze visie. Ouders nemen zelf de beslissing om op onze adviezen in te gaan en contact op te nemen met zorgaanbieders.
Eijgenraam, Loïs (2016) De vrije kleuterklas, Christofoor.
Rapport_Baby opvang_finaleversie_10_09_20 (overheid.nl)
Waarom horizontale babygroepen beter scoren dan verticale - Kinderopvangtotaal
Wij beleven de seizoenen en jaarfeesten door middel van verhalen, liedjes, spelletjes en activiteiten. Elke groep houdt een jaartafel bij waar het heersende seizoen uitgebeeld wordt, met aandacht voor jaarfeesten. Hierdoor leven de kinderen al vroeg in een ritme dat elk jaar weer terugkomt. De feesten hebben hun oorsprong in zowel christelijk als voorchristelijke gebruiken. We richten ons met deze feesten vooral op de natuur en de seizoenen. De dagopvang houdt de viering van de jaarfeesten bescheiden en passend bij de leeftijd van de kinderen. De bso van Panta Paideia viert geen jaarfeesten omdat deze uitgebreid worden gevierd op de Vrije School. De bso van Panta Rhei viert de meeste jaarfeesten kleinschalig met de bso. Een aantal feesten vieren wij groter en samen met ouders. Voor ons zijn de feesten een fijn moment om de verbinding met ouders en elkaar op te zoeken.
Michaël: 29 september
De dagen worden korter en de nachten worden langer. Michaël zal ons de kracht en moed geven om de wintertijd te doorstaan. Het Michaëlsfeest is een oogstfeest. Alles wordt in orde gemaakt voor de winter. Bij diverse groepen wordt appelmoes gemaakt en het vliegerverhaal (dagopvang) en het verhaal van Joris en de draak (bso) staan centraal.
Sint Maarten: 11 november
Dit feest ontleent zijn naam aan de legende van Sint Maarten: bij de stadspoort van Amiëns in Frankrijk zat een bedelaar die om een aalmoes vroeg. Omdat ridder Maarten zelf niets meer had, nam hij zijn zwaard en sneed zijn mantel in twee stukken. De ene helft gaf hij aan de bedelaar, de andere hield hij zelf. Een oud boerengebruik is dat men omstreeks Sint Maarten een lantaarntje gemaakt van knolraap buiten aan de dakgoot hing. Dit was het teken dat de oogst binnen was. Wij hollen met de kinderen pompoenen uit en maken er soep van. Sint Maarten is het feest van het delen. Dit thema staat ook buiten de viering centraal.
Advent:
De Adventstijd begint vier zondagen voor de kerst. Het is de tijd van de verwachting, we staan open voor wat vanuit de hemel naar ons toekomt. Dit wordt op de groepen beleefd met het aansteken van de kaarsen in de adventskrans en het vertellen en zingen over verwachting. We oefenen geduld terwijl we wachten op het kerstkind dat komen gaat.
Sint Nicolaas: 5 december
Het huidige Sinterklaasfeest is een samensmelting van verschillende volksgebruiken. Sinterklaas is de weldoener voor mensen en vooral voor de kinderen. Hij wil vooral goede gewoonten in de mens benadrukken. De ouders van kinderen op de dagopvang maken zelf iets voor hun kinderen, wat in de week van Sinterklaas feestelijk wordt uitgepakt. Bij de bso wordt ook aandacht besteed aan dit fijne feest; voor iedere groep is er een cadeau en natuurlijk zijn er pepernoten.
Kerstmis: 25 en 26 december
Het kerstkind en dus het licht wordt geboren in de donkerste dagen van het jaar. De lichtjes in de kerstboom zijn symbool voor dit licht. Wij zingen over het licht en het kerstkind dat is gekomen en de hoop die dit feest met zich meebrengt.
Driekoningen: 6 januari
Dit feest gaat over de drie koningen die het kindje Jezus bezoeken in de stal. Ze brengen alle drie een geschenk mee dat symbool staat voor een aantal waarden en deugden in onszelf. Na het ontvangen in de Sinterklaastijd ligt de nadruk nu meer op het geven.
Maria Lichtmis: 2 februari
De lichttijd wordt afgesloten. De zon zal steeds vroeger opkomen, de aarde gaat weer langzaam ontwaken en bereidt zich voor op de lente. We smelten de laatste restjes kaars op om daar nieuwe kaarsen van te maken. Deze branden we nog een laatste keer. We zoeken naar krokusjes en sneeuwklokjes en weten dat de lente komen gaat.
Palmpasen:
Een week voor Pasen wordt dit feest gevierd. Ouders en kinderen versieren een mooie stok met linten en op de groepen bakken we een broodhaantje. Met deze feestelijk versierde Palmpasen stokken lopen wij een week voor Pasen een optocht op de peutergroepen. Deze stokken zijn een symbool voor de naderende lente.
Pasen:
Pasen is het feest van opstanding van Christus. Wij vieren dat de natuur weer tot leven komt. Op ons jaarlijkse paasfeest wordt een verhaal verteld (over het ontwaken van de natuur), worden er eieren in de tuin gezocht en eten we een lekker stuk paasbrood.
Pinksteren:
Pinksteren is naast een christelijk feest, een feest dat sterk met de bloei en ontwikkeling van de natuur verbonden is. Het is de viering van vrijheid, liefde en voortplanting, licht, lucht en bloemen. De duif is een symbool hierbij. Met papieren bloemen worden kransen en slingers gemaakt en de ruimte wordt daarmee versierd. We zingen liedjes en de kinderen mogen mooi aangekleed de pinksterbruid en –bruidegom zijn.
Sint Jan: 24 juni
Het Midzomerfeest! De natuur staat in volle pracht en de zon staat op haar hoogste punt. Dit wordt gevierd met dansen, picknicken en spelletjes in de buitenlucht. We maken en dragen bloemenkransen.
Verjaardagen
We besteden aandacht aan de geboortedag van een kind. Op de dagopvang krijgen kinderen een kaart en een klein zelf (door de mentor) gemaakt presentje. Bij de babygroepen vertellen de professionals een kort verhaal en zingen we liedjes. Bij de peutergroepen vertellen de professionals het geboorteverhaal en worden kaarsjes aangestoken. Natuurlijk mag de jarige trakteren. Schoolgaande kinderen vieren hun verjaardag op school.
Vanuit de antroposofie gaan we uit van 12 zintuigen.
Lichaamsgerichte zintuigen | Omgevingsgerichte zintuigen | Geestgerichte zintuigen |
Tastzin Levenszin Bewegingszin Evenwichtszin | Reukzin Smaakzin Gezichtszin Temperatuurzin | Gehoorzin Spraakzin Voorstellingszin Ik-zin |
Lichaamsgerichte zintuigen
De eerste vier zintuigen worden ook wel de onderste of lichaamsgerichte zintuigen genoemd. Ze staan centraal in de eerste 7 jaar van het kinderleven. Deze zintuigen helpen kinderen om in hun lichaam te komen, het te leren kennen en hun evenwicht te vinden in de wereld.
Tastzin
Voor een baby is alles nog tastzin. Om vertrouwd te raken in het eigen lichaam helpt het om aangeraakt te worden. Een rustige en liefdevolle benadering. Inbakeren geeft een duidelijke grens aan; “tot hier ben ik”. Het geeft geborgenheid. Door het aanbieden van speelgoed met verschillende structuren kan het kind onderscheid ervaren. Glad, ruw, zacht, warm, hard. Al deze indrukken neemt het kind op. Dit ben ik en dit is iets anders, het kind ontmoet de ander. Jonge kinderen raken elkaar om die reden veel aan. Bij de tastzin hoort ook prettige zittende kleding van pure materialen zoals wol, katoen of zijde. De tastzin geeft het kind veiligheid en vertrouwen.
Levenszin
Om leven te ervaren is het van belang om verbinding te kunnen maken met het eigen lichaam. “Ben ik moe of heb ik honger”? “Kan ik goed bewegen of zit er iets te strak”? Dit waarnemen leer je door prettige en minder prettige ervaringen in allerlei situaties. De juiste voeding en voldoende rust geeft energie om te leven. Een goed ontwikkelde levenszin versterkt het immuunsysteem.
Bewegingszin
Bij het jonge kind is alles beweging. De baby beweegt al in de buik van de moeder. De eerste bewegingen van de handjes en de beentjes zijn nog zonder gerichtheid. Totdat het kind een speeltje grijpt. In de eerste jaren leert het kind zijn lichaam kennen door beweging. De ruimte om zich vrij te bewegen geeft het kind de kans om zichzelf te ervaren. Om met frustratie om te gaan. Op eigen benen te leren staan. Het brengt zelfverzekerdheid en vreugde. In de bewegingszin ligt ook de basis voor de latere taalontwikkeling. Kruipen, springen, schommelen. Ook ritmische klanken en liedjes horen daarbij. Als we zingen en vertellen kan het kind innerlijk meebewegen op onze stem. De bewegingszin gaat later ook over het begrijpen van jezelf en de ander. Ruim zittende kleding die rekbaar is, is een voorwaarde voor het goed ontwikkelen van de bewegingszin.
Evenwichtszin
Als een baby zelf het hoofdje omhoog houdt begint de evenwichtszin. Wanneer een kind zich gaat oprichten kan het duidelijk de evenwichtszin ervaren. Met grote oprichtingskracht zet het kind zichzelf neer in de wereld. Ineens beleeft het alles om zich heen ook vanuit een nieuw blikveld. Hier komen begrippen als boven, onder, achter, links en rechts om de hoek kijken. Soms raken kinderen snel uit hun evenwicht. Dan rijst bij ons de vraag: “Wat heb jij nodig om steviger te gaan staan?” De tastzin “Ik heb een lichaam”, levenszin “Hoe voelt mijn lichaam” en de bewegingszin “Dit kan mijn lichaam” zijn de fundamenten om bij de evenwichtszin aan te komen. Van daaruit kan het kind aankomen in de buitenwereld. De zwaartekracht ervaren. Vrij spel stimuleert dit allemaal. Mogen vallen en opstaan helpt je later ook om het innerlijk evenwicht te kunnen vinden, om te herkennen wat wel en niet bij je hoort. Om jezelf als uniek mens te kunnen ervaren. Is er iets niet goed in evenwicht dan is het goed om weer terug te gaan naar de basis. De tastzin. Om opnieuw weer meer te gaan voelen, ervaren, vertrouwen op te doen.
Omgevingsgerichte zintuigen
De volgende vier zintuigen worden ook wel omgevingsgericht genoemd. Ze helpen kinderen om de wereld waar te nemen met hun lichaam. Ze vormen ook de basis van de morele ontwikkeling. De grootste ontwikkeling van deze zintuigen vindt plaats tussen 7 en 14 jaar.
Reukzin
Geuren komen diep bij ons binnen, kunnen als we ouder zijn emoties oproepen nog voordat we er woorden aan geven. Met reuk ontwikkelen mensen voorkeuren en afkeuren. Klopt iets, of zit er een luchtje aan? Pure geuren en ook smaken vanuit biologische voeding geven het kind een eerlijke basis. Het vertelt of iets echt is, puur is. De morele ontwikkeling van mensen is gekoppeld aan de reuk. Met dit zintuig leren kinderen beoordelen of iets goed is of niet.
Smaakzin
Hiermee kunnen we de verschillende smaken onderscheiden. Zoet, zuur, bitter en zout. Door te proeven leren we smaken kennen. Van daaruit kunnen kinderen hun eigen smaak gaan ontwikkelen. Door te kauwen ontmoet je structuur, maar ook weerstand. Het leert kinderen om ergens hun tanden in te zetten en bijvoorbeeld ergens doorheen bijten. Een eigen smaak ontwikkelen is ook jezelf meer leren kennen: “wat vind IK lekker?”
Gezichtszin
Bij oudere kinderen roepen kleuren meer emoties op. Ze krijgen lievelingskleuren of tekenen alle kleuren van de regenboog. Het kunnen zien geeft duidelijkheid over de vorm en inhoud. In combinatie met de tastzin bouwt een kind zijn beelden op. Bij gezichtszin hoort dat een kind oog gaat krijgen voor de wereld om zich heen. Deze wereld wordt steeds gedetailleerder waargenomen.
Temperatuurzin
Voor de opbouw van het eigen lichaam is het van belang om prettige en warme kleding te dragen. Hierdoor kan alle groeikracht naar de totale ontwikkeling gaan en hoeft er geen energieverlies te zijn. Ieder kind heeft zijn eigen temperatuur/ temperament. Het vraagt afstemming van ons als opvoeders om te zien wat het kind hierin nodig heeft. Met de warmtezin kun je warmte of kou waarnemen buiten jezelf. Warmtezin gaat echter ook over passie en inspiratie. “Waar loop jij warm voor?” en “Wat laat je koud?” Ook leren kinderen onderscheid te maken in de ontmoeting met de ander. Wat is het verschil tussen een koele houding of het ervaren van warme genegenheid?
Geestgerichte zintuigen
De ontwikkeling van de laatste vier zintuigen vindt grotendeels plaats tussen het 14e en 21e jaar, de 3e periode van 7 jaar in het leven van een kind. Deze zintuigen zijn gericht op het ontwikkelen van een eigen “ik”.
Gehoorzin
Horen en luisteren zijn twee verschillende dingen. Horen is wat het oor kan waarnemen aan ‘tonen’. Luisteren is horen met aandacht, in verbondenheid. Daar is contact voor nodig met jezelf en met de ander. Muziek gaat voor het gesproken woord uit. Door klanken en kleur in je stem of in een muziekinstrument, kan een kind eigenschappen herkennen. Daarom is het goed om zelf te zingen. Het geeft sfeer, rust en nodigt uit om mee te doen. Jouw stem te laten klinken. Harde geluiden schrikken af. Ook als kinderen die zelf maken zie je soms dat het teveel is. Het komt dan diep binnen. Buiten ebt geluid weg en kan het kind toch ervaren hoe potten en pannen klinken als het er een drumstel van maakt.
Spraakzin
Zingen, vertellen, voorlezen, roepen beelden op bij een kind waarmee het de innerlijke wereld kan opbouwen. Met het goed uitspreken van woorden en klanken kunnen wij het kind ook schoonheid meegeven. Schoonheid waar het later kunst in kan herkennen. Poëzie kan maken. Dagboeken kan schrijven. Allemaal uitingsvormen van de innerlijke wereld. Meebeleven, inleven. De kracht ook van het woord gaan kennen. En daarmee de ander ontmoeten. In gesprek gaan.
Voorstellingszin
Betekenis kunnen zien en herkennen. Dit is een koe en dit is een stoel. Oorzaak en gevolg gaat helder worden. “Fouten” mogen maken. Wat heb ik nodig om iets te maken? Wat is de volgorde? Welke keuze maak ik dan? En als het niet lukt, wat dan? Het denken helpt om te kunnen rangschikken en je plaats te vinden. Vooruitdenken en terugblikken. We kunnen onze gedachten onder woorden brengen. Onze geest verrijken en daarin vrij en authentiek zijn.
Ik-zin
De kroon op de zintuigen. Met dit zintuig kunnen mensen de individualiteit van een ander ervaren. Zoals je zelf een mens bent met een ik, zo helpt dit zintuig ons ervaren dat de ander dit ook is. Een goed ontwikkelde ik-zin helpt ons bij het zien of iemand betrouwbaar of ‘echt’ is.
Alle 12 zintuigen hebben elkaar nodig om samen tot een werkelijk bloeiend Ik te komen. Met de tastzin als basis. Kinderen ontwikkelen deze zintuigen in 21 jaar. Wij als opvoeders staan voor de uitdaging om onszelf te verfijnen en hiermee het kind te begeleiden. Om deze zintuigen geheel eigen te maken in een sfeer van vertrouwen.
[1] Sensitieve responsiviteit is een van de interactievaardigheden die pedagogisch professionals in hun opleiding leren. Professionals kijken en luisteren naar de signalen van kinderen, herkennen en interpreteren deze signalen en reageren hierop met zorg en aandacht.